|
|
Aan
de leiband van Bush Beleidsdebat
Defensie/NAVO op 21 maart 2006 Het veiligheidsbeleid kan bij
deze regering niet los worden gezien van de politiek van de Verenigde Staten.
Dat is geen links vooroordeel, maar de opvatting van deze minister zelf, daar
waar hij schrijft in zijn beleidsagenda dat er in tijden van verandering nog
enkele zekerheden zijn, waaronder de vriendschap met Amerika, die ‘onmisbaar
is voor het beschermen en versterken van wereldwijde democratie en voorspoed,
van vrijheid en stabiliteit.’
Dit nogal ronkende taalgebruik staat toch wel op
gespannen voet met de toestand in de wereld anno 2006. NAVOHet verband tussen interne en externe veiligheid om zo de NAVO-inspanningen te legitimeren, zoals enkele malen in het beleidsdeel van de begroting gebeurt, is te ver gezocht. De drugs- wapen- en vrouwenhandel wordt gelokaliseerd in staten met religieus fundamentalisme en deze melting pot van terroristisch geweld raakt Nederland en de bondgenoten, dus moet de NAVO zich in toenemende mate met ‘forward defence’ bezig houden. Daarmee worden de grenzen opgerekt, ook van het NAVO-verdrag, van het werkingsgebied en de mate van inzet van NAVO-troepen. Kern van de zaak is dat drugs-, wapen- en vrouwenhandel geen staatsactiviteiten zijn, maar van criminele en terroristische groepen - in praktisch alle landen van de wereld- die op een heel andere manie bestreden moeten worden. De NAVO is een organisatie uit het verleden, met een aan de Koude Oorlog ontleende missie, werkwijze en militaire toerusting (kernwapens) die geen antwoord kan geven op de hedendaagse bedreigingen. Dat ziet de NAVO zelf ook wel in, vandaar dat ze bezig is met een transformatie, die vrij geruisloos plaats vindt. Maar die zeer bedenkelijke trekken heeft. Tijdens
de jaarlijkse veiligheidsconferentie in München
(4 februari j.l.) riep de HoopScheffer op tot bredere en intensievere politieke
consultaties binnen het Bondgenootschap over onderwerpen als de Balkan,
Afghanistan, Afrika en het Midden-Oosten. Niet helemaal nieuw. Wel zijn pleidooi
om de onderwerpen uit te breiden naar energie en veiligheid. Hij pleitte voor
nauwere banden met niet Irak
Over
het alibi voor deze interventie is inmiddels genoeg gezegd. De aanwezigheid van
massavernietigingswapens in Irak is een door Rumsfeld en Bush geconstrueerde
leugen die het belangrijkste argument vormde voor deze oorlog; de Nederlandse
regering volgde hen daarin. Op enig moment zal in Nederland ook het inzicht
rijpen dat de manier waarop regering en parlement zich hebben laten leiden
–misleiden is een betere term- een parlementair onderzoek waard is. Wellicht
dat na de volgende Kamerverkiezingen dit moment gekomen is. Deze
vanuit het internationaal recht bekeken illegale interventieoorlog brengt de VS
en haar bondgenoten steeds dieper in het moeras. Irak zakt weg in een
burgeroorlog. Rumsfeld zegt dat VS dan zijn handen er af moet trekken en dat het
Irakese leger het zelf moet oplossen. Dat zou het definitieve failliet van deze
missie betekenen. Nederland is voor 100% politiek medeverantwoordelijk voor dit
drama. Deelt de minister de analyse en de exit-strategie van zijn VS-collega? De
situatie voor de bevolking in Irak is nu al jaren lang erbarmelijk. En het wordt
er niet beter op. Kan de regering toelichten wat haar toekomstplannen zijn voor
datgene wat ze bij brief op 18 maart 2003 aan de Eerste Kamer heeft toegezegd:
humanitaire hulp, wederopbouw, stabiliteit en veiligheid? Een
ander zorgwekkend aspect is de grove schending van mensenrechten die voortdurend
plaats vindt. Natuurlijk niet alleen door het vele geweld tussen Shi’iten en
Soennieten, maar ook door het gedrag van de Amerikanen, de
Irakese strijdkrachten en politie. Human Right Watch geeft in haar
rapport over 2005 een reeks schendingen van mensenrechten. Hoe beoordeelt de
minister deze ernstige situatie? Welke inspanningen worden –bijv. in
EU-verband- geleverd om een politieke oplossing dichterbij te brengen, bijv.
door steun aan initiatieven van seculiere partijen in het Irakese parlement,
zoals de Iraqi National List, die pleit voor een regering van nationale eenheid? Guantánamo BayEen
uitvloeisel van de oorlog tegen terrorisme is de manier waarop de VS ca. 500 van
terreur verdachte mensen al jaren lang vasthoudt in Guantánamo Bay. Zonder
bewijs en zonder proces. Het is een triest bewijs van het mensenrechten
schendende karakter van deze oorlog. De internationale weerzien hiertegen
groeit. Onlangs riep de voorzitter van de Parlementaire Assemblee van de Raad
van Europa, René van der Linden, de Amerikaanse regering op het kamp
onmiddellijk te sluiten en de verdachten zonder uitstel voor de rechter te
leiden. Volgens Van der Linden verraadt de Amerikaanse regering zijn hoogste
principes en is Guantánamo Bay een van de meest extreme voorbeelden van deze
misleidende en onwettige politiek. Ik kan het niet beter zeggen. Dan heb je het
VN-rapport. 250 medische specialisten in Engels vakblad Lancet roepen op
de artsen te straffen die op Guantánamo Bay meewerken aan bijv. dwangvoeding.
Desmond Tutu sprak onlangs op de BBC nog zijn afschuw uit over Guantánamo Bay
en zag een parallel tussen de argumenten die het Zuid-Afrikaanse
apartheidsregime gebruikte en de argumenten die nu door de VS worden gebruikt om
hun antiterrorisme beleid t rechtvaardigen. Welke vervolgstappen heeft de Nederlandse regering in petto, nu de zachte diplomatie tot niets leidt? Wordt het niet tijd de na veel strubbelingen onlangs benoemde VS-ambassadeur op het matje geroepen? CIA-vluchten
en -kampen Verleden week is er in de
Tweede Kamer gedebatteerd over de CIA-vluchten en de mogelijke detentiekampen in
Europa. De minister blijft op het standpunt staan dat, zolang het harde bewijs
niet is geleverd, hij geen stappen kan ondernemen. Had deze regering maar
dezelfde logica gevolgd m.b.t. de verhalen over de massavernietigingswapens in
Irak – dan had zij de interventieoorlog nooit kunnen en mogen steunen. Feit is
dat er talloze CIA-vluchten met onbekende lading zich in het Europese luchtruim
hebben verplaatst. Feit is dat enkele van deze vluchten ook Nederland hebben
aangedaan, althans dat schrijft het NRC op 15 februari jl. na vluchtgegevens
gecheckt te hebben die via de Wet Openbaarheid Bestuur van het ministerie van
Verkeer en Waterstaat zijn losgepeuterd en deze vergeleken te hebben met de
lijst van de meest verdachte vliegtuigen van Human Right Watch. Hoe verhoudt
zich dat tot het antwoord dat de regering geeft op vragen vanuit de Raad van
Europa dat de regering niets weet van vermeende CIA-vluchten met
wederrechterlijk transport van gevangenen? Op grond van de gegevens kan toch wél
geconcludeerd worden dat deze vluchten hebben plaatsgevonden, maar dat de lading
onbekend is bij de regering, omdat er in de ‘kleine luchtvaart’ geen plicht
bestaat tot opgave van passagierslijsten. Zou dat laatste overigens niet moeten
veranderen? Uitzending
vredesmissies N.a.v. de commotie rond de
uitzending naar Afghanistan is de procedure tussen regering en parlement m.b.t.
uitzendingen opnieuw aan de orde geweest. Bron hiervan is toch de onduidelijke
grondwetsbepaling (art. 100) die regelt dat de regering de Staten-Generaal
informeert over de inzet van de krijgsmacht ter bevordering van de
internationale rechtsorde. De commotie en
onduidelijk is veroorzaakt door de halfslachtige wijze waarop een motie van Van
Middelkoop uit 1994, waarin de wenselijkheid van een parlementair
instemmingsrecht bij uitzendingen werd uitgesproken, uiteindelijk in de grondwet
terecht is gekomen. De les die uit de gang van zaken m.b.t. Afghanistan moet
worden getrokken is dat de huidige regeling niet voldoet. De commissie Bakker
had dat overigens al eerder geconstateerd en adviseerde meer rond artikel 100 op
bindende wijze te regelen, waar tot nu toe geen gevolg aan is gegeven. Een
parlementair instemmingsrecht staat derhalve weer op de agenda. Argumenten
daarvoor zijn velerlei: de huidige tekst –en dus de praktijk- schept
onduidelijkheden, maatschappelijk draagvlak vereist ook een parlementair
draagvlak, militair ingrijpen –en de politieke steun daarvoor- kan ook
plaatsvinden zonder uitdrukkelijk internationaal mandaat (steun aan inval Irak)
en vereist derhalve expliciete parlementaire instemming, ook landen als
Duitsland en Denemarken hebben een wettelijk geregeld parlementair
zeggenschapsrecht over uitzendingen enz. De vraag is of de regering een
soortgelijke conclusie trekt uit de verwikkelingen rond de uitzending aan
Afghanistan. Afghanistan De Tweede Kamer heeft ingestemd met de missie. Het heeft weinig zin om de discussie in de senaat nog eens over te doen. Het gebied in Afghanistan (provincie Uruzgan) is de laatste tijd in toenemende mate toneel van geweld tegen Canadese en Amerikaanse troepen. De Nederlandse defensietop zegt hieruit lessen te hebben getrokken (Volkskrant 9 maart jl), maar welke dat zijn? In Canada is de discussie opnieuw opgelaaid, omdat ook daar velen in toenemende mate inzien dat de omstandigheden in dit deel van Afghanistan een goede, door de bevolking vertrouwde, aanpak in de weg staan. Ook al is GroenLinks tegen de missie, een goede informatie over het gebied waar de militairen heen gaan, wat zij daar doen, in wat voor omstandigheden ze hun werk moeten doen enz. is wenselijk voor familie, vrienden en geïnteresseerden. Het Canadese ministerie heeft een goede, informatieve website daarvoor gebouwd: Nederland kan dat als voorbeeld nemen. Met de verschillende
vredesmissies zijn nu 1420 Nederlandse militairen uitgezonden. Bij defensie
werken zo’n 45.000 mensen (excl. Marechaussee) waaronder ruim 5000
burgerpersoneel. Aan crisisoperaties wordt in 2006 213 miljoen euro uitgegeven,
aan de klassieke defensietaken 2,5 miljard euro. Dit leidt voor GroenLinks
toch tot de vraag wat de verhouding is tussen de zogenaamde vredesmissies
en de klassieke, ‘virtuele’ defensietaken, geworteld in de Koude Oorlog en
gebaseerd op de nucleaire afschrikking. Het leidt tot de vraag of die 1420
militairen aan vredesmissies de maximale spankracht is van de 45.000 man/vrouw
defensiepersoneel dat in Nederland werkt. Als de vredesmissies nader wordt
beschouwd blijkt dat het overgrote deel van de uitgezonden 1420 militairen
gestationeerd is als verlengstuk van de Amerikaanse politiek. Zoals bekend laat
de Amerikaanse regering Afrika links liggen. En dat geldt ook voor de
Nederlandse inspanning: welgeteld 9 militairen zijn naar dit vergeten continent
uitgezonden. JSF De
JSF blijft een zorgenkind. Aanhoudende berichten over bezuinigingen in het
programma doen het ergste vrezen voor het Nederlandse aandeel. Tot nu toe houdt
de Nederlandse regering zich flink, want er is nog geen enkele officieel bericht
van de Amerikaanse regering dat er in het programma geschrapt zou worden.
Verleden week dinsdag was er een hoorzitting in de Amerikaanse senaat over het
schrappen van een belangrijk onderdeel van de JSF, dat zeer relevant is voor de
Nederlandse industriële deelname, in het bijzonder die van DutchAero, voorheen
Philips Aerospace. Als de Amerikaanse senaat akkoord gaat, gaat een aanzienlijk
deel van de voor Philips geplande activiteiten verloren en blijft feitelijk
Stork alleen over als substantiële deelnemer in het project. Erg typerend voor
de Amerikaanse manier van opereren was het understatement van senator Warner,
voorzitter van de betreffende senaatscommissie, dat hij zich zorgen maakt dat de
bondgenoten niet kunnen deelnemen aan de besluitvorming, maar dat wel het idee
moeten krijgen dat er wel naar hen wordt geluisterd. GroenLinks
was geen voorstander van de aanschaf van de JSF, dat moge bekend zijn,
maar dan nog is de vraag gewettigd: wat is de positie van de Nederlandse
regering als de Amerikaanse senaat inderdaad
besluit tot zo’n versobering van het programma? WapenexportJl
vrijdag verklaarde de vice-president Internationale Handelsfinanciering van de
ABNAmro -Hayo Cijfer- in het radioprogramma Argos dat grote, militaire
exportkredietverzekeringen de Nederlandse export naar ontwikkelingslanden
belemmeren. De twee grootste militaire exportverzekeringen van de afgelopen
jaren waren voor twee Indonesische orders van in totaal 4 korvetten met een
totale waarde van ruim één miljard euro. Door deze verzekering is het
landenplafond voor Indonesië bereikt en kunnen andere exporten, zoals de export
van medische apparatuur naar Indonesië vrijwel niet meer verzekerd worden. Dit
wapenexportbeleid valt moeilijk te rijmen met het Nederlandse
ontwikkelingsbeleid. Nederland besteedt jaarlijks 60 miljoen euro aan
ontwikkelingshulp voor Indonesië. De nu verstrekte exportkredieten zijn een
veelvoud daarvan en zullen ertoe leiden dat Indonesië het komende decennium
meer besteedt aan de aflossing van een militaire schuld aan Nederland dan dat
het land aan ontwikkelingshulp ontvangt. De vraag is dus hoe dit beleid zich
verhoudt tot de beleidsdoelstelling er samenhang bestaat tussen het veiligheids-
en ontwikkelingssamenwerkingbeleid. Nucleaire Non-proliferatieDe
voortgaande verspreiding van nucleaire massavernietingswapens
is een van de belangrijkste |