Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Wijziging van de Wet inburgering nieuwkomers

plenair debat op 26 juni 2001

 'Om redenen van groot maatschappelijk belang' is de minister voornemens, na goedkeuring van de onderhavige wetswijziging, geestelijke bedienaren aan te wijzen als groep vreemdelingen die onder de werking van de Wet Inburgering Nieuwkomers wordt gebracht. Welk maatschappelijk belang wordt hier mee bedoeld? In de beantwoording hamert de minister er op dat het enige doel is om de geestelijke bedienaren de Nederlandse Taal te leren en algemene en bijzondere informatie te verschaffen. Daarvoor is een speciaal uit 10 modules bestaand programma voor hen ontworpen. Want, zo staat er in de Memorie van Toelichting te lezen: 'de geestelijke bedienaren moeten goed zijn voorbereid op hun maatschappelijke taken m.b.t. hun positiebepaling ten opzichte van het integratieproces van etnische minderheden'.

De minister gaat dus van de veronderstelling uit dat een ingeburgerde imam meer aan die integratie kan bijdrage dan een niet-ingeburgerde.

Hangt de minister de stelling aan dat versterking van zelfbewustzijn en eigen identiteit belangrijke voorwaarden zijn voor succesvolle integratie? Als dat zo is, hoe ziet hij dan de relatie met zo'n inburgeringscursus voor geestelijke bedienaren? Moet een geestelijk leider daarmee tot het inzicht komen dat onze normen en waarden algemeen geldende waarheden zijn, waarvan een aanvaarding de integratie zal bespoedigen? Moet hij tot het inzicht komen dat de normen en waarden uit de islamitische maatschappij botsen met de onze? En wat zijn onze normen en waarden?  Wordt, als het gaat om bijvoorbeeld homohuwelijk, prostitutie en euthanasie, door verschillend bevolkingsgroepen ook niet geheel verschillende waarden gedefinieerd? Waar waarden normatief zijn gedefinieerd in wetten moet van eenieder verlangd worden dat deze worden nageleefd. Maar daar boven en onder is een schemergebied van botsende waarden in een pluriforme maatschappij. Niet alleen tussen etniciteiten, maar ook binnen etniciteiten. Ook tussen Nederlanders onderling.

De minister ontkent op een vraag van GroenLinks dat het de bedoeling is dat met de inburgering enige 'verlichting' in het denken van (sommige) imams optreedt. Dat hangt dan weer samen met de angst om de scheiding tussen staat en godsdienst te laten eroderen. Want de staat mag zich niet bemoeien met de inhoud of organisatie van een godsdienst. Maar is die ontkenning van de minister wel reëel? Zonder nou al te zeer in schematische patronen te vervallen: botsende normen en waarden kunnen overstegen worden door een succesvolle integratie als er wederzijds respect bestaat en tegelijkertijd de minderheid wel de in wetgeving gestolde normen en waarden accepteert. Voor deze tour de force is een verlichte imam beter geschikt dan een fundamentalistische. En als dat het effect is van deze wetswijziging is dat winst.  Wil de minister deze winst niet?

Weet Nederland wel goed raad met imams?

Een andere vraag is: weet Nederland wel goed raad met imams? Wordt de positie van imam niet overschat; heeft de reactie van de minister naar el-Moumni toe niet deze man en zijn beroepsgroep te belangrijk gemaakt? Zie bijv. het interview met de Marokkaanse schrijver Ali Eddaoudi in de Groene Amsterdammer. Hij schetst de positie van de imam in de Marokkaanse gemeenschap als zeer bescheiden. Hij heeft geen gezaghebbende, maar dienende status. Hoe beoordeelt de minister dit soort kritiek die van verschillende kanten op hem af is gekomen?

Overigens is de opwinding over de uitlatingen van de imam wel begrijpelijk; ook op homo-discriminerende uitlatingen van fundamentalistisch-christelijke zijde wordt doorgaans gereageerd, zij het minder massaal en fel. Die geluiden worden meer als folklore beschouwd, veilig opgeborgen in het rivierengebied en de Noord-Veluwe. Maar de Marokkaanse jongeren bevolken de steden, waaieren uit en aangespoord door hitsige uitlatingen van doorgedraaide imams zijn ze een gevaar, zo luidt ongeveer een deel van de publieke opinie.

Zonder die problemen weg te relativeren, enkele opmerkingen:

* De uitlatingen van imam deugen van geen kant, tegelijkertijd is duidelijk geworden dank zij de discussie dat er onder Marokkaanse mannen een heftige, meest tijdelijk beoefende praktijk van herenliefde bestaat; dat vele islamieten met de koran in de hand de opvatting van de imam publiekelijk hebben bestreden en dat er derhalve stromingen zijn in de islam -van progressief naar conservatief.

* Ruim 90% van de Marokkaanse jongeren is nog nooit met justitie in aanraking geweest.

* De Marokkaanse jongeren die dat wel zijn komen nooit in de moskee (aldus enkele zo op het oog perfect geïntegreerde, maar wel met een sterk Marokkaans bewustzijn uitgeruste jongeren in Nova van 15 juni jl., waar ook van Boxtel in zat).

* De opvattingen over homoseksualiteit van de imam werd in de jaren >50 gedeeld door 90% van de Nederlandse bevolking; onduidelijk is hoe dit ligt bij het islamitische volksdeel, maar enige tijd voor emancipatie (een neveneffect van inburgering) moet hen worden gegund, zonder overigens rabiate opvattingen of gedragingen (potenrammerij, antisemitisme) te tolereren.

De opleiding van Imams

De vraag is of de vrijheid van godsdienst zo ver moet gaan dat de opleiding van Imams, zoals de particuliere Jamai Madinatul-Islam school in Den Haag, niet onder een kritische loep gelegd moet kunnen worden. Wie het Parool van 16 juni leest, kan zich niet aan de opvatting onttrekken dat de manier waarop 180 jongens en 160 meisjes daar strikt gescheiden in de islam worden onderwezen (en waarvan een select deel van de jongen het tot imam zal schoppen) een rabiate is, waarin o.a. discriminatie van homo's ('homo's zijn geen mensen') tot leerstuk is verheven.

Is er onderzoek gedaan naar het gebruik van discriminerende leermiddelen op islamitische seminaries?

Is een leraar die op zo'n opleiding les geeft in de geest van El Moumni (de gewraakte imam) strafbaar ('Inhoudelijk sta ik achter deze imam, maar ik zou het nooit zo formuleren. Ik zeg altijd maar: God heeft het paradijs met Adam en Eva geschapen, niet met Adam en Evert.')

Is de leiding van zo'n seminarie strafbaar als een leerling van school moet als blijkt dat hij homoseksueel is?

Kernpunt is de vraag waar het beroep op godsdienstvrijheid ophoudt te bestaan als die vrijheid wordt gebruikt voor aanzet tot haat of discriminatie. Niet voor niets opent de grondwet met het anti-discriminatie artikel.