Dinsdagboek / Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Dinsdagboek: januari 2007

Maandag 21 januari – donderdag 24 januari 2007

Vandaag begint de wintersessie van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. Ook hier in Straatsburg is het zacht weer, maar er is sneeuw voorspeld. Zoals gewoonlijk eerst een vergadering van mijn politieke groep. Een beetje bijzondere vergadering, omdat onze groepsvoorzitter, de Zweed Mats Einarsson, niet in zijn parlement is herkozen, moet hij ook uit de d Assemblee. Er zijn twee kandidaten: de Cyprioot Andros Kyprianou en Tiny Kox, mijn collega-senator van de SP. Nu is onze politieke groep, Verenigd Europees Links, een bonte verzameling groenlinksers, links-socialisten en communisten. Politiek dicht bij elkaar zitten de Scandinaviërs, Nederlanders, Duitsers en Italianen. Ver daarvan staan de Russische communisten, met daartussen in Tsjechen, Grieken, Oekraïeners enz. Een bont gezelschap, waar zoiets als fractiediscipline een onbekende tak van sport is. Ik geloof dat ik het nog nooit eens ben geweest met een standpunt dat een Russische communist in onze groep vertolkte.

Iets dergelijks geldt overigens ook voor de andere politieke groepen. Zo maakt de partij van wijlen Milosevic deel uit van de sociaal-democraten. De parlementariërs van de Oost-Europese landen zijn uitgezworven over alle groepen en onder hen bevinden zich heel wat (ex-)communisten. Maar goed, Kox won de stemming en is dus de nieuwe voorzitter, wat hem aan vele vergader- en dinertafels zal brengen, als hij dat laatste tenminste wil opbrengen. Verder wordt de maandag gevuld met vergaderingen, onderonsjes en telefoontjes. ’s Avonds is het afscheid van Mats in restaurant ‘Cheval Noir’. Hij wordt bedolven onder de toespraken en cadeau’s. Ook ‘monsieur le President’ van de Assemblee, collega CDA-senator René van der Linden houdt er een, alsmede secretaris-generaal Terry Davis.

Op dinsdag, Straatsburg ligt nu onder een witte sneeuw deken, voer ik het woord over het monitoring-rapport van Armenië. Een tiental landen, uit Oost-Europa en de Westelijke Balkan, voldoet nog niet aan alle eisen van de Raad van Europa en worden derhalve ‘gemonitord’. Dat houdt in dat twee parlementariërs, van verschillende politieke kleur, eens in de twee jaar een rapport opstellen over de voortgang in het betreffende land, m.b.t. de mensenrechten, democratie en rechtstaat. Ik ben rapporteur voor Albanië, dat a.s. donderdag op de agenda staat. Zo’n rapport bevat een gedetailleerde beschrijving van de situatie in het land op de drie betreffende gebieden: voortgang, dan wel stagnatie of verslechtering. In de meeste gevallen is er sprake van vooruitgang, maar niet voldoende. Vaste prik is ook dat deze landen vaak bereid zijn hun wetgeving aan te passen, maar dat de praktijk nog mijlenver daar bij achter blijft. Dat geldt ook voor Armenië. 

’s Avonds heeft de Nederlandse delegatie een diner met de Duitse delegatie, op initiatief van de Nederlandse ambassadeur’ bij de Raad van Europa. Van te voren mocht je opgeven bij wije aan tafel wilde zitten en dus is er een tafel met o.a. een Grüne, een Linker, een SP’er en een GroenLinkser. Het is een genoeglijke avond, waarin veel wetenswaardigheden aan tafel worden uitgewisseld en in de toespraken de nodige kritiek wordt gegeven op de inhalige EU, het te lage budget en de weigerachtige Russen.

De woensdag begint wederom met een groepsvergadering. Daarna is het plenaire Kossovo-debat, waarin de beide kampen elkaar ongeveer in evenwicht houden: zij die Kossovo onafhankelijk willen hebben en zij die het binnen het Servische staatsverband willen houden. ’s Middags is in de commissie Migratie mijn rapport over Vermisten in de Zuidelijke Kaukasus aan de orde. Het wordt wederom goed ontvangen; nu komt de resolutie en de aanbeveling aan de orde. Op voorstel van de delegaties van de drie betrokken landen (Georgië, Armenië en Azerbeidzjan) vinden er enkele kleine wijzigingen plaats. Soms ligt het gevoelig. Moet het rapport nu naar de ‘administraties’ van de afgescheiden conflictgebieden Nagorno Karabakh, Abchazië en Zuid-Ossetië worden gestuurd –waaruit een zekere erkenning blijkt- of moeten ze mijn rapport krijgen via de landen waar ze van afgescheiden zijn? En wie stuur het dan naar Nagorno Karabakh: Armenië of Azerbeidzjan? Met soepele teksten komen we eruit. Zo besluiten we dat het rapport aan de afgescheiden gebieden worden toegezonden door de ‘betrokken landen’. De kans is dus groot dat ze in Nagorno Karabakh twee exemplaren krijgen toegezonden… 

Op donderdag is het monitoring rapport over Albanië aan de orde. ’s Morgens in de vergadering van de monitoringcommissie komen een viertal amendementen aan de orde. Drie zijn min of meer van technische aard, maar één amendement wil de passage schrappen waarin wordt gesteld dat het politieke leven in Albanië wordt geplaagd door confrontatie en obstructie. Nu is dat zonder meer een feit, maar de Albanese parlementariër die de regeringspartij vertegenwoordigt wil het er graag uit hebben. Van zijn collega van de socialistische oppositie hoeft het niet. En ook David Wiltshire, mijn collega-rapporteur, en ik willen de passage handhaven. Feiten zijn feiten. De commissie volgt ons. Vanmiddag zal blijken of de Assemblee dat ook doet.

Maar eerst bezoek ik de vergadering van de ‘ad hoc commissie m.b.t. de implementatie van paragraaf 5 van resolutie 1416 (2005) over het conflict over de Nagorno Karabakh regio waarmee de OVSE-Minsk conferentie zich bezighoudt’. Het is de commissie-met-de-langste-naam waar ik ooit heb in gezeten. Ik zit er in omdat ik met mijn bezoek aan Nagorno Karabakh in het kader van mijn rapport over vermiste personen de nodige kennis heb opgedaan. De commissie komt voor de eerste keer bijeen in een bijzondere opstelling. Aan een ronde tafel zitten tegenover elkaar de beide kemphanen: de vijfkoppige delegaties van Armenië en Azerbeidzjan, elk bestaand uit vier mannen en een vrouw. Daar tussen in zit de voorzitter Lord Russell Johnston, een oude rot die het klappen van de zweep kent. Het is voor de eerste keer sinds de toetreding van beide landen, vandaag precies zes jaar geleden, dat beide delegaties aan één tafel zitten. Om de sfeer te verhogen hangen aan de muur twee identieke foto’s, waarop de presidenten van beide landen elkaar de hand reiken met tussen hen in de Britse Lord, die toen voorzitter van de Assemblee was. De vergadering duurt een uur, waarin Lord Russell met een mengeling van kwinkslagen en rake opmerkingen het ijs probeert te breken. Daarna zijn beide delegaties aan het woord en lijkt er een sfeer te ontstaan waarin wat afspraken gemaakt kunnen worden. En dat is al heel wat.

Daarna spoed ik me naar de grote vergaderzaal. Eerst is er een debat over HIV/Aids, waarover maar liefst drie, elkaar deels overlappende, rapporten zijn geschreven. In mijn bijdrage verwonder ik me daarover, alsmede over het ontbreken van enige kritiek in de richting van het Vaticaan, dat zoals bekend liever het condoomgebruik bestrijdt dan Aids.

Daarna komt het Albanië-rapport aan de orde. Ik moet het alleen verdedigen, want mijn collega-rapporteur Wiltshire moest vandaag hals-over-kop naar Londen vliegen voor een belangrijke stemming in het Lagerhuis. Ik houd een inleiding over het rapport, waarna een tiental sprekers het woord voert. Een scala van onderwerpen passeert de revu: van de komende lokale verkiezingen tot vrouwenhandel, van de toetreding tot de EU tot het polariserende politieke klimaat. Alom is er veel waardering voor het rapport dat unaniem wordt aanvaard. Het amendement dat de confrontatie en obstructie uit het collectieve geheugen wil schrappen wordt verworpen.   

Dinsdag 16 januari 2007

Het reces is voorbij, de Eerste Kamer begint weer te werken, maar wel op een laag pitje, want de stroom wetsvoorstellen stroomt langzaam maar zeker op. De formatie schijnt in volle gang te zijn, maar dat gaat letterlijk aan de Kamer voorbij. Normaal vinden die gesprekken in de ministerskamer van de senaat plaats, maar om de media, het roddelcircuit en de eigen achterbannen de ontlopen, laat Wijffels de onderhandelaars een tournee door Nederland maken. Een combinatie van ‘gewest tot gewest’ en ‘ontdek je –politieke- plekje’.

Het onmiddellijk afhaken van GroenLinks bij de formatiebesprekingen bespreken we uiteraard ook in onze fractie. Daar wordt verschillend tegen aangekeken. Zelf vind ik deelname aan een kabinet, waarin het CDA de eerste viool speelt geen optie. Iets anders is dat de linkse partijen zich opnieuw makkelijk uit elkaar laten spelen. En opnieuw ligt de eerste verantwoordelijkheid daarvoor bij Wouter Bos, die noch voor de verkiezingen, noch na de verkiezingen in was voor een poging om een gezamenlijke linkse strategie af te spreken. Want als PvdA, SP en GroenLinks vanuit die positie aan formatiebesprekingen beginnen, is er een veel beter perspectief. Een gemiste kans dus.

Ander belangrijk punt van de afgelopen week was de uitspraak van het Europese Hof van de Mensenrechten inzake de Somalische asielzoeker Abdirizaq Salah Sheekh. Daarbij kwam ook de positie van de Raad van State aan de orde, want dit college is in het kader van de bestuursrechtspraak een instantie voor hoger beroep in vreemdelingenzaken. Fijntjes werd er door het Europese Hof op gewezen dat de Raad van State te dicht bij het regeringsbeleid staat, wat o.a. tot uitdrukking komt in het blind varen op de landenrapportages van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Die landenrapportages geven informatie over de veiligheid in het land van terugkeer en die zijn doorgaans beduidend positiever dan rapportages van gerenommeerde organisaties als Amnesty International of Human Rights Watch.

In de vele discussies die in ons land de afgelopen jaren zijn gevoerd over de noodzaak van bestuurlijke en politieke vernieuwing is één instelling totnutoe buiten schot gebleven: de Raad van State. Dit Hoge College van Staat verenigt twee functies in zich: adviseur van de regering waar het wetgeving betreft en bestuursrechter. In haar eerste functie oefent de Raad van State zeker invloed uit, maar deze is transparant en controleerbaar. De adviezen zijn immers openbaar en uit de reactie van de regering valt af te lezen welk advies wordt opgevolgd en welk niet: het zijn immers ‘slechts’ adviezen. Anders ligt het bij de functie van bestuursrechter: daar gaat de Raad van State op de stoel van rechter zitten en doet het dus bindende uitspraken. Deze rechtsprekende functie, die dit eerbiedwaardige college in 1976 erbij kreeg, doet de laatste tijd nogal eens stof opwaaien, zoals dus in de zaak van Sheekh.

Hoewel de Raad van State in haar jongste jaarverslag trots schrijft dat zij de bewaker is van ‘de samenhang en de continuïteit van het staatsbestel, de democratische rechtstaat’ kan tegelijkertijd worden gesteld dat het toch een vreemd figuur is dat adviseur van de wetgever én rechterlijke macht in één college zijn verenigd. Beide taken zijn weliswaar in verschillende ‘afdelingen’ en ‘kamers’ ondergebracht, maar een blik op de personele samenstelling leert dat de afdeling die de regering adviseert over o.a. het vreemdelingenbeleid  een overlap heeft met de kamer de uitspraken doet over het hoger beroep inzake Vreemdelingenzaken. De scheiding van machten die de democratische rechtstaat zo siert (wetgeving, bestuur en rechterlijke macht) is bij de Raad van State enigszins zoek.

deel omslag jaarverslag 2005 Raad van State

De samenstelling van de Raad van State is een ander punt dat nadere aandacht verdient. Samen met beide Kamers, de Ombudsman en de Algemene Rekenkamer behoort de Raad van State tot het selecte gezelschap van Hoge Colleges van Staat. Zoals bekend worden Tweede en Eerste Kamer door de bevolking gekozen, zij het dat de laatste indirect via de Provinciale Staten(verkiezingen) wordt samengesteld. De Ombudsman wordt gekozen door de Tweede Kamer. De drie leden van de Rekenkamer worden voorgedragen door de Tweede Kamer. De leden van de Raad van State worden echter aangewezen door de Regering, waarbij het principe van het old-boys-netwerk geldt. Veel oud-politici maken er deel uit, waarbij opvalt dat CDA, D66 en PvdA sterk zijn vertegenwoordigd, en onder hen weer vooral ex-ministers en staatssecretarissen van justitie. Oud-politici van partijen als SP, GroenLinks of ChristenUnie zul je er niet treffen. De Raad van State is derhalve het enige college dat geen enkele democratische legitimatie heeft, wat wellicht het sterkst wordt gesymboliseerd door het feit dat het –evenmin gekozen- staatshoofd formeel de voorzitter is.