|
|
Kiezen op Afstand Betreft: inbreng voor
het verslag van wetsvoorstel 28 664: Tijdelijke regels terzake van experimenten
in het kader van het project ‘Kiezen op Afstand’ De
GroenLinks-fractie heeft met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel
dat beoogt de wettelijke basis te scheppen voor een experiment dat als doel
heeft: drempelverlaging voor deelname aan verkiezingen. Terecht is er bij de behandeling
van dit wetsvoorstel door en in de Tweede Kamer stil gestaan bij vier
belangrijke elementen die bij stemmen van belang zijn: betrouwbaarheid,
zorgvuldigheid, vrijheid van stemmen en het geheime karakter van de stemming. De regering is in haar
schriftelijke en mondelinge toelichting daar uiteraard uitvoerig op ingegaan.
Wat wij echter hebben gemist zijn kwantificeerbare criteria op grond waarvan na
het experiment bekeken kan worden hoe de resultaten zich verhouden tot de vier
genoemde, belangrijke elementen. Zo wordt in de wet (artikel 2 lid 2a en b)
gesproken over voldoende waarborgen. Hoe wordt
-vooraf- dit ‘voldoende’ beoordeeld?
Wanneer acht de regering het experiment voldoende geslaagd om met een
wijziging van de Kieswet te komen, waarin het Kiezen op Afstand een wettelijke
basis krijgt? Bij de behandeling van het
wetsvoorstel in de Tweede Kamer zegde de minister toe ‘in de komende
maanden’ te kijken of, in het geval van een referendum over de Europese
grondwet, het mogelijk is om ook hierover elektronisch op afstand te stemmen,
indien dit referendum tegelijk met de Europese Verkiezingen wordt gehouden. Nu
ook de Raad van State een positief advies heeft uitgebracht komt wordt deze
mogelijkheid steeds reëler: is er inmiddels sprake van een voortschrijdend
inzicht? Er is inmiddels sinds enkele
verkiezingen een andere drempelverlagende maatregel genomen: langere
openingstijden van stembureau’s. Is er inmiddels enig inzicht in het verband
tussen opkomst(stijging) en langere openingstijden van stembureau’s?
Sceptici over dit wetsvoorstel
(daartoe rekent GroenLinks zich overigens niet) wijzen op de risico’s die
gelopen worden. Hoewel het natuurlijk van belang is deze geenszins te
bagatelliseren, is het toch ook van belang te wijzen op de huidige
stemprocedures, die zoals de geschiedenis leert, geenszins waterdicht is. Kan de
regering meedelen hoeveel onregelmatigheden er sinds 1990 zijn geconstateerd in
stembureau’s m.b.t. het stemmen bij volmacht, het in vrijheid uitbrengen van
de stem, het in het geheim uitbrengen van de stem en m.b.t. het verspreiden van
de oproepkaarten? In het kader van waarnemersmissies
gaan ook Kamerleden regelmatig als waarnemer naar verkiezingen in die delen van
de wereld waar het democratisch verkiezingsproces nog te wankel in de schoenen
staat. Toch kan het leereffect soms in tegengestelde richting gaat. Zo valt het
leden van onze fractie op dat in veel van dergelijke landen het stembureau een
gezellige lokatie is, waar mensen even kunnen zitten, een drankje kunnen nemen
enz. Dit in tegenstelling tot ons land waar het stembureau meestal is
ondergebracht in een gymnastieklokaal, waar een serene, anderen zullen zeggen
macabere, sfeer heerst en waar iedereen zo snel mogelijk weer vandaan gaat. Als
verkiezingen een feestdag van de democratie zijn, verdient het dan geen
aanbeveling om dit karakter meer tot uitdrukking te brengen in bijv. de
stembureau’s en andere maatregelen die enerzijds het feestelijke karakter
benadrukken en anderzijds de gang naar de stembus vergemakkelijken, zoals het
houden van verkiezingen op een dag dat de meeste kiezers vrij zijn? Wat
zijn de resultaten cq. conclusies van
de proef die het ministerie van BZK in augustus 2003 heeft gehouden met het
kiezen uit het buitenland? Hoe verhoudt zich het stemmen via computer of telefoon tot die bepaling in de grondwet (art. 53) die een geheime stemming garandeert? Welke waarborgen ziet de regering in het onderhavige wetsvoorstel voor de feitelijke realisering van deze grondwetsbepaling? Maakt het stemmen via de computer de kans niet groter op het zogenaamde family-voting, waarbij over de schouder wordt meegekeken bij het uitbrengen van de stem? Is de regering het met ons eens dat het verplaatsen van het stemmen van het publieke (stemhokje) naar het private domein (de computer) de controle op naleving van dit grondwetsartikel ten principale onmogelijk maakt? In
vakkringen in de Verenigde Staten (zie bijv. de website (www.notablesoftware.com)
en Nederland (zie bijv. de website (www.epn.net
en het persbericht van 17 juni jl van EPN, ‘voorgenomen experiment met
internetstemmen gevaarlijk’ wordt
driftig gediscussieerd over de onvolkomenheden van internet als digitaal
stembureau. Zo kunnen hackers beveiligde sites openbreken, virussen het net
opsturen die het stemmen beďnvloeden, providers websites uit de lucht halen,
het internet platgelegd worden enz. Anders dan het stembiljet en het potlood,
dan wel de stemmachine, is internet een open systeem met alle gevolgen van dien.
Erkent de regering dat deze risico’s reëel zijn en dat een geslaagd
experiment niet hoeft te betekenen dat bij een volgende gelegenheid deze
risico’s op kunnen duiken? |