Dinsdagboek / Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Dinsdagboek: maart 2007

Woensdag 28 maart 2007

Vandaag zit ik in Straatsburg vanwege een vergadering van het monitoringcommittee van de Raad van Europa. Deze commissie bewaakt de wijze waarop de lidstaten hun verplichtingen nakomen ten aanzien van de principes van de Raad van Europa. De commissie volgt daartoe een 13-tal lidstaten uit Oost-Europa en de westelijke Balkan aan de hand van tweejaarlijkse rapporten die door twee rapporteurs worden opgesteld. Ik ben co-rapporteur voor Albanië. De laatste tijd is er in toenemende mate een -terechte- discussie over het gevaar van het meten met twee maten. De zwakke democratieën worden 'constructief bekritiseerd' terwijl de oude democratieën vrij uit gaan, als ze zondigen tegen de goede principes die de Raad van Europa er op nahoudt t.a.v. de drie-eenheid democratie, mensenrechten en rechtstaat. Maar daar is nu verandering in gekomen. Jaarlijks is er een debat over de staat van de drie-eenheid in de lidstaten, waarbij de landen die niet gevolgd worden -en dat zijn er 33- in alfabetische volgorde in groepjes van elf worden behandeld, zodat elk van deze landen eens in de drie jaar aan de beurt komt. Hier is -op initiatief van de zeer actieve president van de assemblee van de Raad van Europa, René van der Linden- vorig jaar mee begonnen. In april staat de middelste groep in het alfabet op de agenda, waaronder Nederland. En in deze vergadering van de commissie wordt de concept-resolutie besproken. Daar is weinig mis mee. Hier en daar worden wat wijzigingen doorgevoerd. O.a. op mijn verzoek zoals in de passage waar de Europese Unie wordt verzocht om deze rapporten bij haar eigen werk te gebruiken. Maar sommige van de besproken landen, zoals IJsland en Liechtenstein zijn helemaal geen lid van de EU. Evenals de meeste landen die nog in de permanente monitorprocedure zitten, zoals Rusland. En omdat er toch een wat gespannen relatie bestaat tussen de Europese Unie en de Raad van Europa gezien de voortdurende neiging van eerstgenoemde om zich met onderwerpen van laatstgenoemde bezig te houden, is het zaak zorgvuldig te formuleren. Over Nederland worden ook wat noten gekraakt, o.a. over het feit dat ons land nog steeds niet voldoet aan het handvest voor lokale democratie waarin bepaald is dat de burgemeester gekozen moet worden, hetzij door de  bevolking, hetzij door de bevolking. Verder bespreekt de commissie het conceptrapport over Azerbeidzjan. In dit land is helaas nog veel mis: politieke gevangenen, gemuilkorfde media, een verdeelde oppositie die op alle mogelijke manieren dwars wordt gezeten door autoriteiten. Dat wordt allemaal prima beschreven in het rapport door beide co-rapporteurs, de Engelse parlementariër Tony Lloyd en Andres Herkel uit Estland. Sommige collega's waren positiever: immers de president van Azerbeidzjan had toch maar mooi aan elf politieke gevangenen amnestie verleend en het onafhankelijke TV-station ANS mocht na enkele weken uit de lucht te zijn gehaald toch weer uitzenden?! Maar het probleem van Azerbeidzjan zit er natuurlijk in dat er mensen vanwege hun politieke opvattingen gevangen zitten en kritische TV-zenders zo maar uit de lucht worden gehaald. Ook Monaco staat op de agenda. Dit prinsdom is sinds enkele jaren lid van de Raad van Europa, maar dat ging niet zonder slag of stoot. Het mini-staatje is nl. noch soeverein noch is het een democratie. Ministers moeten de Franse nationaliteit hebben en het parlement heeft weinig macht. De prins van Monaco heeft wetgevende en budgettaire bevoegdheden die normaliter in handen van het parlement liggen.  Monaco had beloofd bij zijn toetreding dat deze twee forse tekortkomingen gerepareerd zouden worden. Daar is drie jaar verder te weinig van te merken en het rapport is daar te lankmoedig over. Als het rapport in april of juni in de Assemblee, de plenaire vergadering, aan de orde is, zal de discussie hierover -ook door mij- ongetwijfeld worden gevoerd.

Het laatste interessante agendapunt was  het verslag van een fact-finding mission naar het Verenigd Koninkrijk. Want bij de laatste verkiezingen zou daar op grote schaal fraude zijn gepleegd. Het mondelinge verslag van de Poolse parlementariër Urszula Gacek loog er niet om. Het stemmen bij brief is zo lek als een mandje. Iedereen kan deze mogelijkheid via een aanvraag benutten - en vervolgens op de dag zelf nog eens naar het stemlokaal te gaan. Bij gebrek aan een goed bevolkingsregister kunnen mensen in meerdere stembureaus stemmen. Identificatie door de kiezer is -evenmin overigens als in Nederland- niet verplicht. Kortom, er is veel mis aan de andere kant van de Noordzee. Dus komt er hopelijk een stevig rapport over hét fundament van een democratie: vrije en eerlijke verkiezingen. En daarmee wordt tegelijkertijd duidelijk dat ook oude democratieën niet aan de aandacht ontsnappen.

Dinsdag 20 maart 2007 

Op naar Den Haag, allereerst voor een vergadering van de Tijdelijke Commissie Subsidiariteittoets. Achter deze saaie naam gaat een unieke commissie schuil:, nl. een gezamenlijke commissie van Eerste en Tweede Kamer (dat is het unieke) die bekijkt of voorgenomen wet- en regelgeving van de Europese Unie wel nodig is. Dat wordt getoetst aan twee principes: subsidiariteit en proportionaliteit. Subsidiariteit houdt in: is deze regelgeving wel nodig om EU-niveau of kan ieder land dat niet beter zelf regelen, dan wel samen met enkele andere landen. Proportioneel betekent: is het wel nodig om hier Europese regelgeving op los te laten. Voorschriften voor ladders van glazenwassers en –sinds kort- wegwerpaanstekers zijn hiervan de populaire voorbeelden. Wat deze commissie doet is voorgenomen EU-regelgeving tegen het licht van deze twee principes houden om vervolgens –als beide Kamers op voorstel van de commissie tot de conclusie komen dat deze of gene regelgeving ongewenst is- de regering ertoe te bewegen om geen medewerking te verlenen in de Europese Raad (waar de regeringen van de lidstaten in zijn vertegenwoordigd). Deze werkwijze vloeit rechtstreeks voor uit voorstellen die in de EU-grondwet stonden om de positie van nationale parlementen in het wetgevingsproces te versterken. Als namelijk alle parlementen op deze wijze vroegtijdig standpunten bepalen kunnen zij bij overeenstemming gezamenlijk een vuist maken. Ook andere parlementen zijn inmiddels bezig om zich aldus te organiseren. Uiteraard is onderlinge communicatie van groot belang, en dus is er een speciale website, de Interparliamentary EU Information Exchange, IPEX, waar parlementen hun standpunten uitwisselen. De commissie is voorlopig voor één jaar ingesteld, omdat met name vanuit de Tweede Kamer werd aangehikt tegen een gezamenlijke commissie. De Tweede Kamer heeft immers het politieke primaat en bij een gezamenlijke commissie deelt ze dat toch enigszins met de Senaat en dat wringt. De commissie draait nu een jaar en het belangrijkste bespreekpunt was de evaluatie van dat ene jaar. Die ziet er voorzichtig positief uit. Iedereen ziet de absolute noodzaak er van in dat beide Kamers zich veel nadrukkelijker met EU-wetgeving moet bezig houden en dat deze commissie daarvoor een goed voertuig is. Maar ook duidelijk is dat er nog veel moet verbeteren wil de stroom papier uit Brussel de aandacht krijgen die het verdient.

Aan het eind van de dag was een andere belangrijke vergadering: de initiatiefnemers van Een Ander Nederland kwamen in onze fractiekamer bijeen om te bespreken of en hoe het verder moet met dit initiatief, dat in maart 2005 werd genomen door een aantal Kamerleden van PvdA, SP en GroenLinks om zo –tijdig- het debat te kunnen losmaken over de noodzaak van een progressief alternatief voor het conservatieve beleid van het kabinet Balkenende.

Dat initiatief werd ondersteund door een oproep die door duizenden mensen is ondertekend. Een website, discussiebijeenkomsten en opiniebijdragen volgden. Eén doelstelling van het initiatief werd vrij snel bereikt. Het alternatief van een links kabinet werd een serieuze optie. In onderzoeken, in verkiezingspolls, in de achterbannen van de linkse partijen en in discussies in de media. Zeer lang schommelde het gezamenlijke zetelaantal van PvdA, SP en GroenLinks in de politieke barometer rond de 75 zetels. Helaas werd –nog?- niet de volgende stap gezet, die in de oproep werd bepleit:  De precieze vorm van samenwerking moet zich verder uitkristalliseren. PvdA, GroenLinks en SP zouden kunnen werken aan een lijst van hoofdpunten waarop het beleid anders en beter kan. Dat kan vervolgens het vertrekpunt zijn voor een verdere vorm van samenwerking.

Maar ondanks dat is er winst geboekt. Een links kabinet dat niet langer als een schrikbeeld fungeert, maar door velen als een gewenste, reële mogelijkheid wordt gezien. De gesprekken die er gevoerd zijn tussen Eerste en Tweede Kamerleden van de drie partijen, waardoor over een weer clichébeelden en vooroordelen zijn afgezwakt, dan wel verdwenen. De programmatische overeenkomsten die, naast de ook bestaande verschillen, op tafel zijn gekomen en niet zomaar zullen vervliegen.

 

De politieke realiteit van dit moment is echter dat de PvdA deel uit maakt van het kabinet en SP en GroenLinks in de oppositie zitten. Wij kwamen dan ook tot de conclusie dat Een Ander Nederland in de huidige vorm niet voortgezet moet worden. Dat betekent natuurlijk niet dat het perspectief van een links alternatief van tafel is. Dat is een kwestie van lange adem. Als dit kabinet op weg is en de nieuwe politieke verhoudingen zich  aftekenen, komt de vraag voor ons opnieuw aan de orde wat dit betekent voor linkse samenwerking en welke initiatieven daarvoor het meest geschikt zijn.

 

 

    v.l.n.r. Leo Platvoet, Jos van der Lans, Diederik Samsom en Tiny Kox

 

Omdat Diederik Samsom, één van de initiatiefnemers, een paar dagen geleden in het Parool de uitspraak had gedaan dat een fusie tussen PvdA en SP wenselijk was, had Den Haag Vandaag de smaak te pakken en was na afloop aanwezig om een korte impressie te maken die ’s avonds werd uitgezonden. De teneur dat de linkse samenwerking ten grave werd gedragen was voorspelbaar, maar niet terecht. Een pas op de plaats is een betere typering.

Dinsdag 13 maart 2007

De Eerste Kamer draait weer op volle toeren. Althans vandaag. Ik moet de hele dag aan de bak: over de Staat van Europese Unie en een wetsvoorstel dat het mogelijk moet maken dat wethouders die buiten de gemeente wonen in bijzondere omstandigheden niet hoeven te verhuizen.

Het Europadebat wordt van de zijde van de regering door maar liefst drie bewindspersonen gevoerd: Balkenende, Verhagen en Timmermans. Hoofdmoot was uiteraard de tekst die in het coalitieakkoord aan Europa was gewijd, en dan met name de toekomst van de Europese Unie, hoe het verder moet met de grondwet, hoe ver de uitbreiding moet doorgaan enz. En ik moet zeggen: het was een redelijk debat. Het trio had wat mij betreft de goede toon. Duidelijk werd gesteld dat er een nieuw verdrag moest komen met de goede elementen uit de oude grondwet, gericht op een beter, democratischer en efficiënter functioneren van de EU. Klik hier voor mijn inbreng in eerste termijn.

Daarnaast stond  de wijziging van de gemeente- en provinciewet op de agenda, die het mogelijk moet maken dat de gemeenteraad (cq. provinciale staten) telkenmale kan beslissen de termijn met één jaar te verlengen waarin een wethouder (cq. een gedeputeerde) ontheffing krijgt van de plicht om in de gemeente (cq. de provincie) te wonen waar hij of zij bestuurder is. Nu is deze ontheffing voor één jaar mogelijk – en niet langer. Ik vind dat terecht en zie niet veel in de wetswijziging om die termijn telkenmale te kunnen verlengen. Er wordt veel gesproken over de veronderstelde kloof tussen politiek en bevolking; het buiten de gemeente wonen van wethouders draagt niet bij aan het deels dichten van die kloof. Wethouders moeten toch binding hebben met hun gemeente en deel uit maken van de lokale gemeenschap. Nu geldt de ontheffing voor ‘bijzondere gevallen’ en daar bij kun je denken aan een wethouder die niet de hele periode van vier jaar uitzit of een wethouder die er niet in slaagt een huis te vinden. Maar dan moet één jaar toch genoeg zijn en – vooruit-  nog één jaar erbij. De nieuwe staatssecretaris Ank Bijleveld (CD) verdedigde het wetsvoorstel hartstochtelijk en bleef volhouden dat het woonplaatsvereiste als beginsel recht overeind bleef staan, maar dat is toch moeilijk te rijmen met de mogelijkheid die de gemeenteraad nu geboden wordt om de ontheffing van dit beginsel eindeloos te verlengen. De GroenLinksfractie stemde –bij hoge uitzondering- verdeeld over dit wetje. De tegenstemmers (Jos van der Lans, Tof Thissen en schrijver dezes) vonden dat wethouders behoren te wonen in de gemeente en dat een ongeclausuleerde ontheffing te ver gaat. Diana de Wolff en Goos Minderman vonden dat de gemeenteraad mans genoeg is om dit zelf uit te maken. Het wetsvoorstel werd overigens aangenomen. Naast de drie GroenLinksers stemden ook de SP en de VVD tegen.