Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

Aanpassing van enkele wetten in verband met de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur

  Plenair 28 januari 2003   wetsvoorstel 28243

Deze veegwet kwam snel na de Wet dualisering gemeentebestuur  (WDG) en is een bewijs van de (te) snelle wijze waarop de WDG door het parlement is gegaan. Bij nader inzien moest er hier en daar nogal wat gerepareerd worden.

De dualisering van het gemeentebestuur gaat niet van een leien dakje. Veel aanloopproblemen zijn op zich te begrijpen. De aanstelling van een griffier (wettelijk verplicht per 1-3-2003) zorgt voor een haperende start, omdat verreweg de meeste gemeenteraden pas in de 2de helft van 2002 over een griffier beschikten. De gedragscodes, het voorzitterschap van commissies door raadsleden, de plek van wethouders in de raadszaal, het informatierecht enz.: over allerlei zaken moesten gemeenteraden op de tast de weg vinden.

De noodzakelijke cultuuromslag is nog een slag ingewikkelder en taaier dan de formele kanten van de dualisering. Verwacht wordt dat er mondige, kritische, creatieve raadsleden zijn die in de avonduren  tegenwicht moeten bieden aan full-time bestuurders, die gesteund worden door een ambtenarenapparaat. Het was en is een ongelijke verhouding, waarvan het de vraag is of de WDG het juiste kader biedt om daar meer evenwicht in te brengen.

Het ministerie heeft inmiddels een eerste evaluatie uitgebracht. Het betreft vooral een kwantitatieve inventarisatie van zaken als hoeveel wethouders er van buiten zijn benoemd, hoe lang de collegevorming duurde, hoeveel griffiers er al in functie zijn e.d. Of de raad al een sterkere positie heeft is niet onderzocht. Nou kon dat ook moeilijk, daarvoor was de tijd te kort. Bovendien moet dat ook niet aan ambtenaren of het college worden gevraagd, zoals met deze evaluatie is gebeurd, maar natuurlijk aan raadsleden. Evenals de kwestie van overdracht van bevoegdheden.

Zelf heb ik wel een onderzoekje onder (GroenLinks-)raadsleden gedaan. Niet zo zeer kwantitatief als wel kwalitatief. Daarbij was ik vooral geďnteresseerd naar het effect van de dualisering op de machtsbalans tussen raad en college. Er wordt nog veel gezocht, gesteund en geworsteld. Bijna nergens is er sprake van een gunstig effect, d.w.z. ten voordele van de gemeenteraad. Van een wijziging van de machtsbalans is zeker sprake, maar dan vooral in de verkeerde richting. Veel colleges van B&W menen –overigens ten onrechte- dat ze nu al alle bestuursbevoegdheden bezitten en dat de gemeenteraad zich alleen met ‘de grote lijnen’ en de controletaak moet bezig houden. De coalitiefracties leunen lui achterover en laten het controleren aan de oppositie over, per definitie de minderheid. Hun informatieplicht komen veel colleges nauwelijks na en ook de ambtenaren menen geen boodschap meer aan de raadsleden te hebben. Coalitiepartijen maken er de dienst uit, de oppositie wordt gebruskeerd.

De veegwet

De meeste artikelen betreffen  een logische reparatie of is een vertaling van toezeggingen die tijdens de discussie in de Eerste Kamer door de minister (De Vries) zijn gedaan, o.a. naar GroenLinks, zoals de openbaarheid van B&W-besluitenlijsten, het onverenigbaar zijn van secretaris en griffier en een strengere tekst m.b.t. het beëindigen van het wethouderschap als na een jaar de gemeente nog steeds niet de woonplaats is.

Het recht van onderzoek door de raad

Vragen zijn gesteld over het recht van onderzoek door de raad. O.a. over de toevoeging in deze wet dat (ex-)collegeleden die gevraagd worden voor een commissie van onderzoek te verschijnen niet verplicht zijn  de gevraagde informatie te geven  als dat in strijd is met het openbaar belang. Maar die strijdigheid wordt door dat collegelid bepaalt en niet door de commissie zelf. Dat is vreemd. De commissie heeft immers de mogelijkheid om in een besloten vergadering  bijeen te komen en ook geheimhouding op te leggen over het aldaar behandelde, inclusief de overlegde stukken. In die situatie kan de commissie dan beoordelen of het beroep op het openbaar belang terecht is. Waarom is niet voor die constructie gekozen?

Nu kan de commissie wel vragen of het college het beroep dat een (ex-)collegelid op het recht om geen informatie te geven steunt. Wat gebeurt er als deze steun niet wordt gegeven? Realiseert de minister zich dat in het geval een ex-collegelid deze steun door een college van een heel andere samenstelling wordt onthouden hier heel andere argumenten aan ten grondslag kunnen liggen, nl. het vereffenen van oude rekeningen?

De minister antwoordt op onze suggestie ‘dat het heel vreemd zou zijn indien de onderzoekscommissie bepaalde informatie, waarvan het verstrekken in strijd is met het openbaar belang, wel zou kunnen krijgen, terwijl die informatie niet aan de raad zou kunnen worden verstrekt’. Maar waarom is dan de mogelijkheid van een besloten vergadering geschapen?

Openbaarheid besluitenlijst van B&W

Mooi dat dit nu is geregeld. Toch graag een actieve vorm van openbaarheid, gebruik makend van nieuwe middelen in plaats van ‘op de gebruikelijke wijze’ (is vorige week ook al bij de WDP over gesproken). Dat het niet mogelijk is om besluiten van de burgemeester te publiceren bestrijd ik. Een burgemeester neemt natuurlijk besluiten die op papier staan. Normaal passeren deze ook het college bij wijze van mededeling. De controletaak van de raad dient zich ook uit te strekken tot het beleid dat de burgemeester voert. En dus zou zij de besluiten van de Burgemeester moeten kennen.

Burgemeester

Steun voor de opvatting van de minister dat wethouders geen aparte positie moeten hebben als het gaat om de selectieprocedure van de burgemeester. Zolang de burgemeester voorzitter is de van gemeenteraad en benoemd wordt door ‘Den Haag’ dient de gekozen volksvertegenwoordiging maximaal invloed te kunnen uitoefenen op deze benoeming. Dat neemt niet weg dat de positie van de burgemeester er in het duale bestel niet eenvoudiger op is geworden. Dat wordt inmiddels door velen onderkend. Het voorzitten van zowel raad als college is een van de ongerijmdheden.  In de onlangs door de minister uitgebrachte ‘verkennende notitie invoering direct gekozen burgemeester’ wordt daar ook aandacht aan besteed. (Over die notitie valt natuurlijk veel op te merken, maar ik zal me bedwingen.) De minister schrijft dat naar verwachting er geen onoverkomelijke problemen zijn indien de gekozen burgemeester vooralsnog raadsvoorzitter blijft. De vraag is waar deze verwachting op is gestoeld. Ik heb begrepen dat er onder duale verhoudingen wel degelijk in gemeenteraden problemen zijn gerezen omtrent de dubbele pet van de gemeente. Een van de manieren dit op te lossen is dat de burgemeester de voorzittershamer overdraagt aan een raadslid als hij zelf aan het debat mee moet doen. In vragen die ik hierover heb gesteld stelt de minister dat hiervoor geen wettelijke basis is. Toch gebeurt het. Doet hij daar wat tegen?

Nu staat er in de verkennende notitie dat in de gemeentewet kan worden opgenomen dat in dat geval (onderwerpen die tot de competentie van de burgemeester behoren) de plvv voorzitter het voorzitterschap overneemt. Is de minister bereid een dergelijke logische, naar zijn aard eenvoudige, wetswijziging voor te bereiden? Even verder schrijft de minister in de verkennende notitie echter weer dat er toch enige spanning kan bestaan tussen de belangen van de burgemeester als voorzitter van het college en als voorzitter van de raad en een scheiding van het voorzitterschap in de rede ligt, waarvoor wel een grondwetswijziging nodig is. En dat duurt lang.  Zo blijft het hinken op twee gedachten, wat natuurlijk zeer karakteristiek is als het om de burgemeester gaat, maar waar we eens een keer van af moeten.