Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Pak de crimineel

  wet BIBOB (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur)

wetsvoorstel 26833   Plenair  18 juni 2002

Met deze wet kan het openbaar bestuur (bijv. een gemeente) voorkomen dat via een vergunningen, subsidies of aanbestedingen criminele activiteiten worden gefaciliteerd en dus gestimuleerd. Een speciaal daartoe opgericht Bureau verzamelt op verzoek van een overheidsorgaan gegevens over de integriteit van personen die iets willen van de overheid en adviseert. Op grond van dit advies kan vervolgens besloten worden de gevraagde vergunning, subsidie of aanbesteding niet te geven cq in te trekken.

Deze aanpak van georganiseerde criminaliteit langs bestuurlijke weg, is complementair aan de strafrechterlijke aanpak. Het kan worden gezien als de eerste verdedigingslinie bij beheersing en bestrijding van criminaliteit. De wet is een vrucht van het werk van de parlementaire enquêtecommissie commissie Van Traa en van ervaringen die daarna zijn opgedaan in o.a. Amsterdam (zgn. Van Traa-team). In een aantal proefgemeenten wordt al gewerkt aan deze vorm van preventieve criminaliteitsbestrijding, maar de belangrijke, noodzakelijke ‘finishing touch’ ontbreekt nog steeds, zolang deze wet niet van kracht is.

Ruimte voor interpretatie

De wet zet de deur open voor interpretaties met betrekking tot de integriteit van iemand, nl. niet alleen gepleegde strafbare feiten, maar ook het vermoeden dat iemand strafbare feiten kan gaan plegen of in een relatie staat met gepleegde strafbare feiten kan reden zijn de vergunning enz. te weigeren of in te trekken. Er zijn lappen tekst nodig om een basis te bieden op grond waarvan tot een beoordeling kan worden gekomen. Zo staat iemand in relatie tot een strafbaar feit als ‘een ander deze strafbare feiten heeft gepleegd en deze persoon direct of indirect leiding geeft dan wel heeft gegeven aan, zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over, vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, of in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat.’ Er zijn geen strikt objectieve criteria geformuleerd.

De vraag is of ‘betrokkene’ dit weet (kon weten), of als iemand in het verleden strafbare feiten heeft gepleegd (en veroordeeld is) dat een rol blijft spelen enz.

Bij de schriftelijke en mondelinge behandeling in de Tweede en Eerste Kamer is door de regering benadrukt dat het niet louter het vermoeden van een misdrijf of overtreding reden kan zijn voor intrekking of het weigeren van een vergunning, maar dat er een gevaar moet zijn dat strafbare feiten worden gepleegd. Het vermoeden of een gevaar hebben beide gemeen dat het eventuele strafbare feit nog zal moeten plaatsvinden. Dat staat op gespannen voet met het criterium dat er ‘steeds feiten en omstandigheden moeten zijn’ (26 883, nr 8, blz. 2) die intrekken of weigeren rechtvaardigen.

Privacy

Discussiepunt is de privacy. Door een aantal deskundigen, zoals het NJCM (Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten) is gewezen op de ingrepen van het BIBOB-instrumentarium in de persoonlijke levenssfeer van de (recht)personen. Het Bureau -de benaming roept onvermijdelijk associaties op met Het Bureau van Voskuil, de werkwijze hopelijk niet - kan over een zeer groot aantal, open en gesloten, bronnen beschikken, die met elkaar in verband kunnen worden gebracht om zo persooninformatie te verzamelen ten behoeve van het advies. In dat advies kan informatie achterwege worden gelaten, als verstrekker dat wil, die wel van invloed kunnen zijn op het advies. Diegene over wie het advies gaat kan daar dus geen kennis van nemen, terwijl hij wel in de gelegenheid wordt gesteld bij een voorgenomen negatief advies zijn zienswijze naar voren te brengen. Dat kan dus lastig verdedigen worden voor betrokkene.

In de publicatie ‘De bestuurlijke aanpak van (georganiseerde) criminaliteit in Amsterdam’ (eindredactie prof. Cyrille Fijnaut) bepleit de plvv voorzitter van de Registratiekamer Van de Pol, de volgende zorgvuldige procedure:

- voorlopige onderzoeksresultaten worden aan betrokkene ter verificatie voorgelegd;

- betrokkene heeft verwijderings- en correctierecht m.b.t. de juistheid van zijn persoonsgegevens;

- betrokkene heeft het recht om onrechtmatigheden of gebreken aan de rechter ter toetsing voor te leggen.

Vergelijking met artikel 33, leert dat betrokkene in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Dat gebeurt nadat betrokkene kennis heeft kunnen nemen van de onderzoeksresultaten, op basis waarvan het Bureau voornemens is een negatief advies uit te brengen. Hoe en wanneer krijgt betrokkene die resultaten te zien? Wordt zijn zienswijze ook ter kennis gebracht van het adviesvragende bestuursorgaan? Bestaat er de mogelijkheid voor betrokkene om -voor het bestuursorgaan een beschikking geeft- onrechtmatigheden ter toetsing aan de rechter voor te leggen?

In artikel 33 wordt de positie van betrokkene geregeld door verwijzing naar art. 4.8 t/m 4.12 van de Algemene Wet Bestuursrecht. In art. 4.11 worden echter drie redenen genoemd waarom het horen van betrokkene niet nodig of wenselijk is: spoed, herhaling van zetten, of beoogde doel kan slechts worden bereikt door betrokkene niet in kennis te stellen. Is het voorstelbaar dat dit artikel van toepassing wordt verklaard in de BIBOB-procedure?

Misbruik

Argument dat voorts (o.a. in een NRC-commentaar) is gebruikt luidt dat concurrenten elkaar een loer kunnen draaien door in de BIBOB-procedure te gaan roeren. Dan moet natuurlijk eerst een bestuursorgaan besluiten een advies bij het Bureau aan te vragen -het Bureau geeft immers alleen gevraagd advies-, maar als dat eenmaal is gebeurd, zijn de criteria zo ruim dat een verdacht contact te organiseren lijkt. Het gebruik van stromannen is een mogelijkheid om via een kettingconstructie onder de BIBOB uit te komen. Is de wet waterdicht op deze mogelijkheid? Hoe ver strekt de bemoeienis van artikel 5 lid 3c zich uit, waar sprake is van onderaannemers?

Beperking sectoren

Veel kritiek is er gekomen op de keuze die gemaakt is om in de sectoren Bouw, ICT en Milieu met deze wet te gaan werken. De regering verwijst daarbij naar het rapport van de enquête commissie Opsporingsmethoden (Van Traa), maar het gevaar is groot dat crimineel geld & gedrag op zoek gaat naar andere sectoren. De keuze voor 3 sectoren schiet dan zijn doel voorbij. Uit onderzoek van de gemeente Amsterdam is immers gebleken dat criminele activiteiten zich voordoen in de bouw, de onroerend-goed-branche, de horecawereld, de belwinkels, de wisselkantoren. In de Algemene Maatregel van Bestuur moet, mede op grond van ervaringen in Amsterdam, meer sectoren genoemd worden. Als dit niet gebeurt, betekent dit dan dat het Amsterdamse Van Traa-team, zijn bestuurlijk-preventieve activiteiten in het Amsterdamse Havengebied niet kan voortzetten? Dit schijnt een broeinest van criminele activiteiten zijn, zoals voertuigcriminaliteit (het omkatten van gestolen auto’s en scooters).

Wie vraagt advies?

In de wet is geregeld dat alleen bestuursorganen (bijv. gemeente) bij het Bureau advies kunnen vragen. Op zich begrijpelijk, maar het komt voor dat bijv. een bewonersorganisatie of een vakbond soms eerder dan een gemeente over aanwijzingen beschikt dat een aanvrager ‘verdacht’ is. Daarnaast kan het voorkomen dat bijv. een gemeente zulke innige contacten met een aannemer heeft, dat de kritische geest is slaap is gesust om een beroep te doen op de wet BIBOB. Gebleken is immers dat (gemeentelijke) overheden zelf ook soms moeite hebben met integriteit.

Dat maakt het noodzakelijk dat er een goede informatieverschaffing over de mogelijkheden van deze wet komt aan gemeenten en het brede publiek. En dat gemeenten bij het verlenen van vergunningen een expliciete afweging maakt op een beroep wordt gedaan op de wet BIBOB. Belanghebbenden of wakkere raadsleden kunnen dan aan de bel trekken. Is er trouwens beroep mogelijk tegen een besluit van de gemeente om geen BIBOB-adviesaanvraag te doen?

Ervaringen

Hoewel er kritische kanttekeningen te maken zijn bij de wet is het doel dermate belangrijk dat voorstemmen in de rede ligt. De ervaringen van het Amsterdamse Van Traa-team zijn daarbij een belangrijk argument. Daar wacht men smart op deze wet.

In Amsterdam (maar ook in Rotterdam, Den Haag, Venlo, Eindhoven en Almelo) doet men onderzoek zoals ook in de wet BIBOB beschreven (bijv. relatie bezit/gebruik onroerend goed en criminaliteit), maar de gemeente mist nu het instrument om daar gevolg aan te geven, bijv. het weigeren -of intrekken- van een vergunning. Zo is er onlangs onderzoek gedaan in de Javastraat, een winkelstraat in de Indische Buurt, waaruit bleek dat veertien ondernemingen criminele contacten heeft. Er is veel ‘schijnbeheer’; hoge huursommen die gezien de klandizie nog geen maand kunnen worden opgebracht. Onlangs is er nog een rechtszaak verloren door het stadsdeel dat een vergunning wilde weigeren aan een ondernemer met criminele contacten.

Nog enkele vragen n.a.v. ervaringen:

Kan Amsterdam zijn slagvaardigheid behouden bijv. m.b.t. het Wallenproject, uitvoering motie van de Tweede Kamer.

Blijven de proefgemeenten gefaciliteerd om met hun voortrekkersrol door te gaan?

Veel crimineel geld wordt wit gewassen in de onroerend goed sector. Moet de notaris geen meldingsplicht krijgen?

De minister ziet geen rol weggelegd voor de Driehoek als het BIBOB-advies er is; in Amsterdam -en andere proefgemeenten- wordt in de (sub-)driehoek wel acties van het Van Traa-team voorbesproken. Dat is toch logisch?

De wet BIBOB gaat uit van een onderzoek naar een individuele aanvraag en een individuele beschikking. Het Amsterdamse Van Traa-team werkt vanuit een ander perspectief: lokaliseren van criminele activiteiten en dan een buurt of straat uitkammen. Hoe verhoudt zich dat tot het karakter van deze wet?