|
|
Belastingplan
2004
Plenair
8 december 2003
Voor GroenLinks heeft de belastingpolitiek,
twee hoofddoelstellingen * rechtvaardigheidsbeginsel Daarnaast:
eenvoud, efficiency, misbruikongevoelig, gedragsbenvloeding Ruime
politieke meerderheid die dit ook vindt; maar het gaat natuurlijk om de nadruk,
de prioriteit, de concrete toepassing en uitwerking. Dit
kabinetsbeleid: oplopend tekort, geen herkenbaar antwoord op de breed gehoorde
kritiek op de kwaliteit van het voorzieningenniveau (gezondheidszorg, onderwijs,
veiligheid, milieu). Dit Belastingplan 2004 bevat dan ook van alles wat en heeft geen duidelijke
lijn. Het knabbelt hier en daar wat af van de positieve uitgangspunten van het
Paarse Belastingplan (een lichte ontgroening, hier een vereenvoudiging maar daar
weer meer ingewikkeldheden) maar heeft als budgettair effect- en dat is een
trendbreuk- een bescheiden lastenverzwaring.
Zij het dat deze niet wordt bereikt via het principe sterke schouders,
zware lasten. Waar staat de staatssecretaris in dit krachtenspel van de
verschillende factoren. Ander aspect: verhouding tussen kostprijsverhogende belastingen en belastingen op inkomen, winst en vermogen. In 1998 was deze verhouding 52:48; in 2004 moet deze zijn 56:44: een langzame maar zekere verschuiving van belastingdruk die inkomens- en vermogensonafhankelijk –en daarmee onrechtvaardig, want denivellerend is. Wat is de visie van de staatssecretaris op dit proces. Wat is zijn visie op het aandeel van inkomens- en vermogensbelastingen in de totale belastingopbrengst? Wat is wenselijk? Wat is noodzakelijk? InkomensbeleidHet
Belastingplan 2004 bevat weinig fundamentele wijzigingen m.b.t. het
inkomensbeleid t.a.v. het door Paars ingezette beleid. De meest schokkende
voorstellen (VUT-aanspraken bij aanvang belasten en fiscale bevoordeling
pre-pensioen schrappen) zijn met de levensloopregeling
in het kader van het sociaal akkoord verdaagd en daarmee uit het
Belastingplan 2004 verdwenen. De
GroenLinks kritiek is dan ook waardevast. De generieke arbeidskorting blijft
intact, in plaats van een inkomensafhankelijke arbeidskorting, waardoor de
armoedeval beter bestreden zou worden en er dus meer mensen de overstap kunnen
en willen maken van een uitkering naar arbeid. Kan de staatssecretaris aangeven
wat niet zou kloppen in deze redenering? En
dezelfde vraag heb ik m.b.t. de generieke combinatiekorting:
afschaffen en vervangen door een verhoging van de aanvullende
combinatiekorting, waardoor het voor alleenstaande ouders en thuiszittende
partners aantrekkelijker wordt in deeltijd te werken. Nu
lijkt het kabinet ook langzaam maar zeker die kant op te schuiven. Op vragen van
de ChristenUnie en SGP waarom i.p.v. het verhogen van ouderen- en kinderkorting
niet gekozen is voor verhoging van AOW en kinderbijslag antwoordt de regering
dat beide kortingen een inkomensgrens aan de bovenkant hebben en dus de nadruk
legt op ‘ondersteuning van de lagere inkomens’. Maar waarom geldt die
redenering dan niet voor de arbeids- en combinatiekorting? Hier
dringt zich een vergelijking op met een onderdeel in het debat van enkele weken
geleden over Miljoenennota toen het ging over andere generieke maatregelen,
zoals de kinderbijslag en de studiefinanciering. Al die generieke maatregelen
zijn in feite ongerichte overheidssubsidies, ongerichte inkomensverhogende
maatregelen, waarbij het rechtvaardigheidsbeginsel ernstig in het gedrang is. Nu
heeft het kabinet de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen aangekondigd
met daar aan gekoppeld een bij de Belastingdienst te openen loket voor de
uitvoering van inkomensafhankelijke uitkeringen. Het lijkt logisch om in de
aanloop naar deze wet een discussie te hebben over inkomensafhankelijke en
inkomensonafhankelijke regelingen in het licht van ook door deze
staatssecretaris gewenste doelstellingen, zoals de verdelingsfunctie van
belastingen (invloed op gewenste inkomensverhoudingen) en de benadering vanuit
het besteedbaar inkomen. Is
de staatssecretaris bereid om bij de voorbereiding van deze Algemene Wet
Inkomensafhankelijke Regelingen ook andere regelingen, zoals de kinderbijslag en
de studiefinanciering, te betrekken? Jarenlang voortslepend debat t.a.v. chronisch zieken en invaliden, die extra lasten hebben, waarvoor extra fiscale faciliteit in de buitengewone uitgavenregeling moet komen; onder dreiging van amendement van GroenLinks is Wijn met een dergelijk voorstel gekomen in de zesde nota van wijziging. Dit voorstel is wel budgettair neutraal: binnen de buitengewone uitgavenregeling wordt het chronisch ziekenforfait versmald tot een forfait voor de afgebakende doelgroep van chronisch zieken en gehandicapten. Dit kan voor mensen met een laag inkomen die niet chronisch ziek of gehandicapt zijn, maar wel een hoog uitgavenpatroon hebben aan gezondheidskosten nadelig uitpakken. Verleden week brak er een opstand uit in de Tweede Kamer toen uit een brief van Minister de Geus bleek dat het kabinetsbeleid wel degelijk draconische gevolgen heeft voor de inkomenspositie van grote groepen mensen met een laag inkomen. Volgende week praten wij daar verder over uit, maar ik vraag de staatssecretaris in de toelichting op wetswijziging wel duidelijk te maken wat de effecten zijn op de inkomenspositie van de mensen die het betreft en de relatie met de inkomensontwikkelingen in de andere kamers en verdiepingen van het loongebouw. Eigenlijk dus een aangepaste versie van de brieven van de Geus van 27/28 november jl. Eigen woningDe
regering slaat met de bijleenregeling een bresje in de generieke
hypotheekrenteaftrekregeling. Is dit het eerste bruine plekje in het fiscale
fruit van de hypotheekrenteaftrek. Ik kan niet nalaten de budgettaire derving in
2004 van 11,4 miljard euro te noemen de totale regeling. Regering
lijkt tot verder bewegen niet bereid, hoewel een parlementaire meerderheid lijkt
te ontstaan voor verdergaande maatregelen. De beklemmende hypotheek op de
onbespreekbaarheid van dit punt heeft zijn langste tijd gehad. Voorlopig
uitgemond in een zeer voorzichtige motie in de Tweede Kamer waar CDA en VVD als
enigen tegenstemden. Hoe interpreteert de staatssecretaris deze motie en hoe zal
dus de uitwerking zijn? Hoe verhoudt zich die met de bijlage uit de
Miljoenennota 2001, “fiscale aspecten van het eigen woningbezit’? Ik
pleit er voor in die uitwerking
aandacht te besteden aan de ongelijke behandeling van scheefwoners. Het
scheefwonen van huurders staat in het middelpunt van de belangstelling van deze
regering en wordt er een grote creativiteit aan de dag gelegd met allerlei
plannetjes en proefballonnen om dit te veranderen. Maar over het scheefwonen van
eigenaars wordt zo omzichtig gedaan alsof het hier een beschermde diersoort
betreft. Immers: veelverdieners profiteren meer dan lage en midden inkomens.
Hoge inkomens hebben een vermogen verworven mede dankzij de genereuze
belastingfaciliteit en velen wonen gezien hun inkomen veel te goedkoop, terwijl
lagere en middeninkomens een bescheiden huis met een enorme hypotheeklast
bewonen. Hoewel GroenLinks positief tegenover de bijleenregeling staat, gaan we er niet vanuit ons dak. Tegenover deze licht beperkende maatregel (0,4 miljard opbrengst in 2007) haast de regering zich om het initiatiefvoorstel Hillen te omarmen dat beperking van eigenwoningforfait regelt voor mensen die hun hypothecaire lening hebben afgelost. Nu komt dat steeds minder voor dus heeft het slechts een beperkte reikwijdte. Maar wel is het –opnieuw- een maatregel die vooral hogere inkomens ten goede komen Mobiliteit
Het
Mobiliteitspakket is vooral een autopakket, met als opvallendste maatregel het
gelijkstellen van het woon-werkverkeer (was
0 ct) met het zakelijke verkeer (was 28 ct)
op een nieuw niveau van 18 ct per km. De administratieve lasten worden
daarmee verlaagd. Hierdoor wordt het gebruik van de auto gestimuleerd, zo blijkt
uit de doorgerekende modellen. En dat is een onaanvaardbaar neveneffect van deze
maatregel. Een
andere vereenvoudiging betreft de uniforme bijtelling auto van de zaak in plaats
van de huidige staffel, wardoor er geen rittenregistratie meer behoeft te worden
bijgehouden. Het onwenselijke neveneffect is wel dat dit leidt tot een
lastenverlichting van 50 mln euro voor werknemers met een lease-auto. Het
kabinet kan dan wel stellen dat het autopakket budgettair neutraal is, maar het
is maar hoe je het bekijkt. Door de vereenvoudiging wordt er 40 mln aan
administratieve lasten bespaard, maar deze komen niet ten goede aan de schatkist
maar aan de leasebakrijder. Het
autopakket is dan wat vereenvoudigd, het gevolg is dat er meer gereden gaat
worden en dat de schatkist wordt ontzien. Dat had voorkomen kunnen worden door
de vereenvoudiging gepaard te laten gaan met lastenverzwaring, d.w.z. een lagere
onbelaste kilometervergoeding en een hoger bijtelpercentage (nu 22%) van de auto
van de zaak. Maar
de eerlijkheid gebiedt te zeggen: dit kabinet is er ook helemaal niet op uit het
gebruik van de auto te beteugelen, integendeel de concrete plannen beogen een
capaciteitsverhoging van spits- en plusstroken, automobilisten beter informeren
over sluiproutes en de aanleg van extra spitsstroken. Vennootschapsbelasting De
Vennootschapsbelasting blijft een favoriet mikpunt om de belastingcapaciteit
verder uit te hollen. Ook de Tweede Kamer doet daar aan mee door een motie aan
te nemen die aandringt op een onderzoek naar een herziening van de
vennootschapsbelasting o.a. met het constaterende argument dat bedrijven
Nederland verlaten vanwege lagere tarieven elders. Natuurlijk: Schiphol moet
blijven groeien en de wegen moeten verbreed, anders vestigen bedrijven zich
elders. De loonontwikkeling moet in toom worden gehouden, anders vestigen de
bedrijven zich elders. Erfpacht moet worden afgeschaft anders vestigen bedrijven
zich elders. Enz enz. Het is een eindeloze litanie van onheilspellende
toekomstverwachtingen in de hopeloze ‘alsdan’ categorie.
Misschien is het wel eens goed deze pessimisten er op te wijzen dat
tussen 1995 en 2002, ondanks de files en de vennootschapsbelasting, het aantal
bedrijven in Nederland is gegroeid van 608.240 naar 713.710. Zo slecht is het
vestigingsklimaat blijkbaar nog niet. Het
Bosal-arrest heeft veel deskundige en belanghebbende pennen in beweging
gebracht, het onderscheid is niet altijd scherp te maken, en de regering genoopt
met een Nota van Wijziging op het Belastingplan te komen. Dit heeft vele
(technische) haken en ogen, zoals ook uit de schriftelijke behandeling blijkt,
maar ook een negatief budgettair effect (van 40 miljoen euro in 2004 tot 580
miljoen in 2010). Dit laatste is voor GroenLinks niet aanvaardbaar. En had het
ook niet voor de regering mogen zijn. Wat is de toekomstvisie van de
staatssecretaris op een van deze parels in de fiscale kerstboom? Apart
punt: vrijstelling vennootschapsbelasting voor woningbouwcorporaties, v.w.b. hun
activiteiten in het kader van de BBSH, maar niet voor andere –commerciële-
activiteiten. Dat is nu geregeld, maar er dienen zich nu ook andere spelers op
dit veld aan (bijv. Stadsherstel Amsterdam) die pleiten voor vrijstelling voor
restaurerende instellingen die zijn erkend op grond van het Besluit restauratie
rijksmonumenten. De staatssecretaris heeft daar wel –schriftelijk naar
aanleiding van vragen hierover in het TK-debat- op gereageerd, maar met een open
eind. Hij heeft wat vragen opgeworpen (precedentwerking, is het in strijd met
Brusselse regelgeving, wat is het budgettair beslag) maar geen hom of kuit
gegeven. Ik vraag of hij dat nu wel kan doen.Het gaat me dan met name om het
gebruik/bestemming van die gerestaureerde objecten, eigenlijk analoog aan
woningbouwcorporaties: commercieel gebruik wel vennootschapsbelasting (kantoren,
vrije sector appartementen), ten dienste van de volkshuisvesting geen
vennootschapsbelasting. Het gaat dan om die instellingen die zijn erkend op
grond van het Besluit restauratie rijksmonumenten. Vergroening
In
vorige belastingplannen nam ‘vergroening’ van het belastingstelsel een vrij
dominante plaats in; het was ook een van de uitgangspunten van het Paarse
Belastingplan. Met dit belastingplan slaat de slinger weer (een beetje) terug:
ontgroening. Het autopakket heeft meer autoverkeer tot gevolg. Verder wordt
voorgesteld om de bijzondere tarieven duurzame elektriciteit en duurzaam gas te
laten vervallen. Klinkt minder erg dan het is. Kritiek op deze vrijstelling was
dat belastinggeld weglekte naar uit het buitenland geïmporteerd stroom, waarvan
het maar de vraag was hoe groen die was. Vrijvallende middelen worden nu ingezet
via de MEP om binnenlandse producenten te stimuleren groene stroom te leveren.
Vraag is alleen of en hoe dat gebeurt; daarnaast lift het gastarief mee, terwijl
‘groen gas’ nog in de kinderschoenen staat. Afschaffing van dit tarief zou
plaats moeten vinden als het zeker is dat verder vergroening linksom ook
realiseerbaar is. Echter de 33 miljoen die dit in 2004 oplevert (oplopend naar
120 miljoen in 2007) wordt deels ingezet voor ‘taakstelling’ EZ (lees:
bezuinigingen). De voortzetting van de stimulering van zonne-energie zou een
betere optie geweest zijn. Kabinet houdt dit af, inclusief de suggestie van het
CDA TKF om via de REB-tarieven deze mogelijkheid in stand te houden. Kan dus wel
via de terugsluizing van deze tariefsverhoging. Want het was nooit de bedoeling
om een deel hiervan aan te wenden voor bezuinigingen. BTW-compensatiefonds
Dit
fonds dat nog maar een jaar werkt, kan rekenen op veel gezucht en gekreun van
gemeenten. De bureaucratie is er door toegenomen, evenals de administratieve
lasten. Onderzoek Universiteit van Twente: ingewikkelde wetgeving,
uitzonderingen zijn onlogisch, zeer veel wrerk en administratieve rompslomp. In
2005 vindt evaluatie plaats. Ik pleit er voor dat bij deze evaluatie ook
nadrukkelijk de intrekking van deze wet als optie mee te nemen. Kan de
staatssecretaris dat toezeggen? |