Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Monarchieën in Europa: België

Het geweten van de koning doet er niet toe

(dit artikel is gepubliceerd in De Republikein nummer 2 2006)

 

Met de afscheiding van Nederland in 1830 zijn de Belgische elites eindelijk verlost van het despotisme van koning Willem I. Katholieke en liberalen vinden elkaar in een grondwet die beduidend progressiever is dan haar (Noord-)Nederlandse evenknie: deze heeft in die tijd nog een grondwettelijk verankerde machtige koning, die bijv. de Eerste Kamer benoemt en beperkte burgerlijke vrijheden. De Belgische grondwet kent vrijheid van godsdienst, pers en vereniging, de onafhankelijkheid van de rechter en een tweekamerstelsel met beperkt kiesrecht. Opmerkelijk is dat die elites wel kiezen voor een monarchie, zij het een constitutionele, die ingetoomd is door het principe van de ministeriële verantwoordelijkheid, die geldt voor elke daad van de koning.

In het huidige België is de koning bij de regeringsvorming betrokken, vergelijkbaar met de Nederlandse situatie. Hij benoemt een informateur die na de federale verkiezingen een politieke verkenningsronde houdt. Daarna benoemt hij de formateur die gewoonlijk de volgende premier wordt. De koning benoemt ook ministers en deze leggen vervolgens de eed bij hem af. Koning en premier spreken elkaar in principe elke week. In afwijking van de Nederlandse situatie is de koning nog steeds opperbevelhebber van het leger. Eveneens heeft hij de leiding van de buitenlandse betrekkingen, een nogal curieus grondwetsartikel.

Afkeer van Oranjes leidt niet tot republiek

De afkeer van Willem I leidt er dus niet toe dat de naar onafhankelijkheid strevende Belgen kiezen voor een republiek. In 1831 kiest het Nationaal Congres de 40-jarige George Christiaan Frederik van Saksen-Coburg tot koning van België. Deze heeft dan al een tamelijk bewogen leven achter de rug. Op 18-jarige leeftijd begeeft hij zich in de grote politiek als raadgever van de Russische tsaar Alexander I. In 1813 krijgt zijn politieke loopbaan een gewelddadige wending en voegt hij zich bij het Russische leger dat onder aanvoering van Alexander naar Parijs optrekt. Hij schijnt zich daarin dapper te hebben gedragen als aanvoerder van de cavalerie. In 1816 trouwt hij met de Engelse troonpretendent Charlotte Augusta, de enige dochter uit het slechte huwelijk tussen de Engelse koning George IV en Caroline van Brunswick. Zij is een gewilde bruid, want al in 1814 is ze op 17 jarige leeftijd enige maanden verloofd met de zoon van de Nederlandse koning Willem I.

Voor George Saksen-Coburg lijkt een wereldwijk voor het grijpen, maar zijn jonge vrouw overlijdt al in 1817 na een bevalling, die maar liefst 50 uur duurt, en een doodgeboren zoon oplevert. De verloskundige is daardoor zo van streek dat hij later aan het kraambed van een andere vrouw zelfmoord pleegt. George verdrijft zijn verdriet door veel te reizen en bedankt in 1830 voor het hem aangeboden koningschap van Griekenland. Maar een jaar later hebben de vroeg 19de-eeuwse  headhunters wel beet en laat hij zich tot Leopold I van België kronen.

Tussen 1831 en 1840 begraven de rivaliserende katholieken en liberalen de strijdbijl, omdat Nederland de Belgische onafhankelijkheid nog steeds niet heeft erkend. Leopold vaart daar wel bij en wint aan politieke invloed. Als in 1839 de Belgische zelfstandigheid eindelijk door de koppige Willem I wordt erkend, leeft de parlementaire strijd tussen liberalen en katholieken weer op. In 1847 behalen de liberalen een meerderheid in het parlement en voeren een aantal veranderingen door die de feitelijke politieke macht in de handen van het parlement concentreert. Leopold I legt zich daar bij neer, wat er toe leidt dat het revolutiejaar 1848 aan België voorbij gaat. Hoewel, niet helemaal. Karl Marx, die in 1845 van Parijs naar Brussel was gevlucht, krijgt in maart 1848 het bevel om binnen 24 uur België te verlaten, omdat hij ervan verdacht wordt als vice-vooritter van de Democratische Vereniging in Brussel met Belgische arbeiders samen te spannen voor de republikeinse zaak. Het formele argument voor de uitzetting van de politieke asielzoeker Marx is echter dat hij geen geldige verblijfspapieren heeft.

Kongo als wingewest

In 1865 wordt Leopold I opgevolgd door zijn zoon, Leopold II. Deze Leopold zal vooral bekend blijven door zijn schrikbewind in het Afrikaanse Kongo, waar hij in 1885 van het Belgische parlement de soevereiniteit over verwerft. Hij buit het land uit om zijn familiekas te spekken. Slavernij, ontvoeringen, verkrachtingen, martelingen:  niets gaat hem te ver. De schattingen over het aantal mensen dat met geweld het leven laat in de periode dat hij er de scepter zwaait, varieert tussen de 5 en 10 miljoen. In 1908 wordt de Vrijstaat Kongo door het Belgische parlement geannexeerd.

Al vertoeft Leopold II  veel in Afrika, ook in het Belgische binnenland laat hij zich niet onbetuigd. Regelmatig drijft hij zijn zienswijze door, daarbij het parlement hevig frustrerend achter latend.

Leopold slaagt er niet in met zijn vrouw voor een (mannelijke) troonopvolger te zorgen. Hun enige zoon sterft op 9-jarige leeftijd aan een longontsteking. Zijn begrafenis is de enige keer dat zijn vader in het openbaar de tranen de vrije loop laat. Macho Leopold is zo gefrustreerd over het feit dat hij verder alleen maar dochters heeft, in zijn ogen minderwaardige schepsels, dat hij zijn toevlucht zoekt bij een maîtresse, die hem nog twee zonen schenkt. Maar die komen niet voor de hoofdprijs in aanmerking; wel zijn broer Albert die hem in 1909 opvolgt en tot zijn dood in 1934 de derde koning van België is. Deze Albert maakt zich populair om tijdens het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog als opperbevelhebber bij het leger te blijven, terwijl de Belgische regering zijn toevlucht zoekt in Le Havre. Overigens helpt dat weinig. Na twee weken wordt zijn hoofdkwartier, een kasteel in Kortbeek-Lo, door de Duitsers platgebrand en wordt hij alsnog gedwongen naar Frankrijk uit te wijken. De rest van de oorlog blijft hij in De Panne bij de vuurlinie actief.

Een andere oorlog die hij moet bedwingen zijn de binnenlandse taaltwisten die tijdens zijn hele koningsschap regelmatig opvlammen. Dat lukt hem niet; zijn staatkundige positie is na de oorlog weer teruggebracht tot constitutioneel vorst, die politiek en bestuur moet overlaten aan parlement en regering. Hij laat nog wel van zich spreken in een nog steeds vaak gememoreerde redevoering in 1927 waarin hij de crisis in de Belgische wetenschapsbeoefening kritiseert en politiek, wetenschap en bedrijfsleven oproept de handen in één te slaan wat een jaar later leidt tot het Nationaal Fonds voor wetenschappelijk Onderzoek.In 1934 verongelukt Albert bij het beklimmen van een rots nabij Namen. Omdat hij te boek staat als een bekwaam klimmer doen al snel allerlei –nooit bewezen- theorieën de ronde. Zo zou hij het slachtoffer zijn van een passiemoord, dan wel van de Franse geheime dienst die zijn neiging tot neutraliteit niet zinde.

De koningskwestie

Zijn zoon volgt hem als Leopold III op. Deze werkt de neutraliteitskoers van zijn vader verder uit, een status die door Hitler-Duitsland wordt erkend, tot dat het in mei 1940 België binnenvalt. De Belgische regering wijkt, evenals de Nederlandse, uit naar Londen, maar anders dan de Oranjes blijft Leopold in België. In 1941 trouwt hij –al zes jaar weduwnaar- zonder de vereiste parlementaire instemming met een burgermeisje, waarmee de koningskwestie is geboren: grondwettelijk gezien is hij geen koning meer. In 1944 voeren de Duitsers Leopold en zijn gezin naar Oostenrijk. Na de bevrijding wordt zijn broer Karel door de Verenigde Vergadering van beide Kamers na twee stemmingen gekozen tot regent. Albert is het middelpunt van een heftige discussie, waarbij socialisten, liberalen en communisten hem van een te toegeeflijke houding jegens de Duitsers beschuldigen. Zo bezocht hij Hitler met het verzoek hem weer als koning aan te stellen. Na de bevrijding vindt er vijf jaar lang een ingewikkeld steekspel plaats tussen christen-democraten en de linkse en liberale partijen, de beide Kamers, de regering, diverse staatscommissies en de in Zwitserland verblijvende Leopold. De oplossing wordt uiteindelijk gevonden in een referendum over de vraag of Leopold weer zijn grondwettelijke positie als koning terug kan krijgen. Ruim 57% van de kiezers zegt daar ‘ja’ tegen, maar er zijn nieuwe verkiezingen nodig, om het ook echt zo ver te krijgen. Als de koningsgezinde christen-democraten in  beide Kamers de meerderheid halen, kan Leopold op 22 juli 1950 weer naar België terugkeren. De anti-kongsgezinde partijen maken echter zoveel ophef dat Leopold, om een burgeroorlog te vermijden, bereid is het koningschap over te dragen aan zijn zoon Boudewijn. Deze legt op 11 augustus 1950 de eed af en bestijgt een klein jaar later in juli 1951 op 20-jarige leeftijd de troon. Bij die eedaflegging zou het communistische kamerlid Julien Lahaut ‘Vive la république’ hebben geroepen, een vrijheid van meningsuiting die hij een week later met de dood moet bekopen: hij wordt vermoord. Bij zijn begrafenis waren meer dan 100.000 mensen aanwezig.

Abortuskwestie: een constitutionele klucht

Onder Boudewijn, die aarzelend en met argusogen bespied van start gaat, dient zich de Kongo-kwestie aan. Ook België ontkomt niet aan het dekolonisatieproces dat na de Tweede Wereldoorlog in korte tijd een eind maakt aan eeuwenlange koloniale overheersing. Onder leiding van de charismatische Patrice Lumumba groeit in Kongo een onafhankelijkheidsstreven dat de Belgen uiteindelijk ertoe dwingt om hun ‘tiende provincie’ op te geven. Op 30 juni 1960 wordt Congo onafhankelijk. Onmiddellijk daarna nemen muitende Belgische militairen, die dit niet kunnen verkroppen, Lumumba gevangen en even later wordt hij vermoord. Boudewijn zou hier achter hebben gezeten, maar bewezen is dat nooit. Ook een in 2000 ingestelde parlementaire onderzoekscommissie heeft de waarheid niet kunnen achterhalen, maar wel is vast komen te staan dat Boudewijn in afwijking van de lijn van de Belgische regering een delegatie ontving van de afgescheiden provincie Katanga en een zakenkabinet probeerde te regelen om zo de marxistisch georiënteerde Lumumba de wind uit de zeilen te nemen. En daarmee handelde hij ver buiten zijn bevoegdheden.

Ook Boudewijn krijgt te maken met de taaltwisten die er –zeer tegen zijn zin in- toe leiden dat de Belgische eenheidsstaat  wordt tussen 1980 en 1993 in fasen vervangen door een federaal stelsel, met grote autonomie voor Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Vlak voor zijn dood in 1993 spreekt Boudewijn alsnog zijn steun uit voor het federale stelsel, omdat het een eind lijkt te hebben gemaakt aan de grote spanning tussen Frans- en Nederlandstaligen.

In een republiek is het geen onderwerp van enige betekenis, maar in een monarchie een ‘raison d’être’: evenals Leopold II slagen Boudwijn en Fabiola, een Spaanse gravin met wie hij in 1960 trouwt, er niet in om voor een troonopvolger te zorgen. Dat mag inmiddels ook een meisje zijn. Het paar blijft, ondanks een vijftal zwangerschappen, kinderloos. De eerste zwangerschap wordt bekend gemaakt door Paus Johannes XXIII, maar dat mag niet baten. Na de vijfde zwangerschap, die buitenbaarmoederlijk is, geven ze het op. De kinderloosheid drukt zwaar op het paar en is ongetwijfeld van grote invloed op de weigering van Boudewijn om in 1990 de abortuswet te bekrachtigen. Hij heeft daar gewetensbezwaren tegen. Premier Martens bedenkt een constructie: Boudewijn wordt voor 24 uur van zijn functie ontheven, terwijl de voltallige regering de wet ondertekent,  waardoor deze alsnog van kracht wordt. Critici, waaronder de toenmalige Agalev-senator Gryp stellen terecht dat deze ‘constitutionele klucht’ ongrondwettelijk is. Alleen als de koning geestesziek of gedwongen afwezig is (bijv. krijgsgevangene) staat de Belgische grondwet een dergelijke nooduitgang toe. Het geweten van de koning doet er niet toe, aldus de critici: hij moet als staatshoofd ondertekenen, en als hij dat niet kan opbrengen rest hem slechts één mogelijkheid: aftreden.

Filip de Domme

In 1993 overlijdt Boudewijn; hij wordt opgevolgd door zijn 59-jarige broer Albert, die hierop half had gerekend. Nu Albert staatshoofd is, neemt de druk toe om openheid van zaken te geven over het buitenechtelijke kind dat hij sinds het begin van de jaren ’60 heeft, verwekt tijdens een periode dat zijn huwelijk met de Italiaanse prinses  Donna Paola Ruffo di Calabria leek te stranden. Tijdens zijn kerstboodschap in 1999 vertelt hij in bedekte termen wat iedereen al weet. Zijn huwelijks is dan overigens al weer lang in het rechte spoor; het paar heeft drie kinderen, zodat de opvolging ook geen probleem is. Hun oudste zoon Filip is daarvoor uiteraard de aangewezen kandidaat, al vormt deze Filip voor veel Belgen een groot afbreukrisico voor de monarchie. Zijn kroonprinselijke levensloop is een aaneenschakeling van blunders en dommigheden die de Belgen soms tot wanhoop brengen. Zijn opleiding tot gevechtspiloot werd afgebroken, omdat hij vergat de neus van zijn jachtvliegtuig dicht te klappen. Zijn kritiek op het Vlaams Blok/Belang betreft het ‘anti-Belgische’ karakter, nl. het streven naar een opdeling van België, in plaats van het onverholen racisme dat deze partij predikt. Bij het bezoek aan een circus brengt hij het niet verder dan de vraag aan de circusdirecteur ‘Is die olifant van u?’

Goudmijnen en spoorwegen

Over de financiële belangen van het Belgische koningshuis bestaat geen openheid van zaken. Vast staat dat de warme gevoelens van Boudewijn voor Katanga beloond zijn met een fors aandelenpakket in de Union Minière die goud delft in de voormalige Belgische kolonie. Het aandelenpakket van de koninklijke familie in de Belgische vliegtuigmaatschappij Sabena leidde ertoe dat vanuit het Hof voortdurend werd aangedrongen om met veel belastinggeld de vliegtuigen in de lucht te houden. Een samenwerking met de KLM werd vanuit het paleis tegengewerkt. Hetzelfde geldt voor een mogelijke fusie tussen de Generale Bank en de ABN-AMRO, die niet werd gepruimd. Toen de Generale Bank echter door Fortis werd overgenomen, werd de directeur van Fortis, Maurice Lippens, in de adelstand verheven, inclusief zijn hele nageslacht. Het Belgische koningshuis heeft daarin een lange traditie. Van Leopold II is bekend dat hij investeerde in de aanleg van een spoorweg tussen Peking en Hankow en goedkoop aan rails wilde komen. Hij schreef een brief naar een Belgische kapitalist die hij de titel van baron beloofde indien hij de rails zou leveren. En inderdaad, kort daarna werd die man een baron en werden de rails geleverd.

Oproep tot mondig burgerschap

Dit huwelijk was één van de vele public relations acties van het paleis. De bedoeling is altijd dezelfde: met behulp van wat glamour wordt de ware maar verborgen politieke en economische rol van de monarchie verdoezeld. Het in 1999 voltrokken huwelijk van Prins Filip met Mathilde, telg uit een familie van graven, is voor een aantal Belgische republikeinen in 2000 de aanleiding voor de oprichting de Republikeinse Kring. In het door 569 Belgen ondertekende Manifest ‘Oproep tot mondig burgerschap: waarom wij republikeinen zijn’ geven de republikeinen de min of meer bekende democratische argumenten voor hun opvatting, maar nemen ze ook stelling tegen de Belgische praktijk. ‘De Belgische monarchie heeft talloze keren bewezen dat ze helemaal niet "boven de partijen" staat. Onze vorsten maken veelvuldig gebruik van de hen door de Grondwet verleende macht – die op zich al ongewettigd is als men bedenkt dat een echte democratie geen macht toelaat zonder verantwoordelijkheid –, maar ook van hun invloed en van hun symbolische macht, bij gelegenheid met open minachting voor de Grondwet en de wetten van het Belgische volk, waaraan ze nochtans trouw gezworen hebben.

De Republikeinse Kring heeft een – uiteraard drietalige- website (www.crk.be) met allerlei wetenswaardigheden. Zo wordt het veel gehoorde argument dat de koning een garantie is voor de  nationale eenheid in een door de taalkwestie zo verscheurd land weerlegd met een verwijzing naar Zwitserland, dat ook heeft leren leven met verschillende talen, maar daar geen monarchie voor nodig had. Belicht wordt ook het voor hen zo lastige punt dat het Vlaams Belang als enige partij voor de afschaffing van de monarchie ijvert, omdat deze een blokkade vormt voor hun ideaal van een Vlaamse republiek.  De Kring betitelt dit als een ‘vals argument’. ‘Vegetariërs zijn nog geen nazi's omdat Hitler vegetariër was. De republiek is en blijft een democratisch ideaal, ook wanneer extreem-rechts er occasioneel zijn demagogie mee stoffeert.’  Bovendien wijst de Kring er fijntjes op dat het Vlaams Belang in maart 2001 een wetsvoorstel indiende, om de Belgische troon weer toegankelijk te maken voor de Oranjes, aan wie de toegang tot de Belgische troon sinds 1830 ontzegd is. ‘De extreem-rechtse partij is dus niet principieel tegen de monarchie gekant, maar alleen tegen de Saksen-Coburgs als Belgisch symbool’.

Langzamerhand aan macht inboeten

Ondanks de inspanningen van het Republikeinse Kring lijkt de Belgische monarchie weinig omstreden. Daar zijn enkele specifiek Belgische redenen voor: de herinneringen aan de koningskwestie en de taalstrijd die het land zo scherp verdeelt. Desgevraagd licht Stef Goris, kamerlid van de liberale VLD, toe: ‘In het federale parlement wordt  geen enkel fundamenteel debat gestart, mede vanuit de erg slechte ervaring van de koningskwestie die na de Tweede Wereldoorlog het land volledig verdeelde en waar bij zware rellen zelfs doden vielen. Binnen de VLD zijn de meningen 50/50 verdeeld. Socialisten  en Christen-Democraten zijn overwegend monarchist. De meeste republikeinen vinden we terug zowel bij de Vlaamstalige als Franstalige (extreme) nationalisten die pleiten voor een splitsing van België in twee republieken. Het extreem rechtse Vlaams Belang is integraal republikeins, het Vlaams nationalistische NVA is dat ook,  maar minder extreem.’

Als er al een debat over de monarchie is, wordt dat in de media gevoerd. Goris:  Af en toe herleeft het debat – voornamelijk in de media -  na opvallende en/of politiek betwiste uitspraken van de koning of een lid van de koninklijke familie. Enkel sommige kleinere kranten die zich specifiek richten tot diezelfde extreme nationalisten, zowel Vlaams als Waals, zijn uitgesproken republikeins. De conservatieve pers is vrij uitgesproken monarchistisch. De progressieve pers is eerder kritisch, maar blijft openstaan voor het nutsaspect van het koningshuis. Uit enquêtes en peilingen blijkt het koningshuis nog over een ruime populariteit te beschikken onder de bevolking.’

De koning als symbool van nationale eenheid heeft volgens Goris een specifieke betekenis. ‘In een land als België met twee grote gemeenschappen die elkaar in evenwicht houden, is de monarchie de minst slechte oplossing voor het in stand houden van een unitaire staat. Het verkiezen van een president is quasi onmogelijk want dit zou het land verscheuren. Toch denk ik ook dat onze monarchie in de nabije toekomst nog aan belang zal moeten inboeten. Langzamerhand zal de koning nog meer van zijn reeds beperkte macht moeten inleveren.’