Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Verdwenen monarchieën in Europa: Griekenland

Duitse import legt uiteindelijk het loodje

(artikel gepubliceerd in De Republikein van december 2007)

De geschiedenis van Griekenland wordt gekenmerkt door en afwisseling van mythische koningen, stadsstaten, vreemde overheersers, geďmporteerde koningen, bloedige burgeroorlogen, dictaturen van militairen en uiteindelijk de overgang naar een parlementaire democratie, waarbij per referendum voor de republikeinse staatsvorm wordt gekozen.

De moderne geschiedenis van een onafhankelijk Griekenland begint in 1829. In dat jaar werden de Turken gedwongen door een gelegenheidscoalitie van Engeland, Frankrijk en Rusland zich uit grote delen van wat wij nu als Griekenland kennen, terug te trekken. Daarvoor was een twintig jaar durende, chaotische vrijheidsstrijd aan vooraf gegaan door een versnipperde en elkaar bestrijdende guerrillabeweging.

Het moderne Griekenland koos de republiek als staatsvorm. De eerste president was de autoritaire Capodistrias, die gepokt en gemazeld was in de Russische bureaucratie. Hij schoffeerde intellectuelen ('dwazen') en guerrillaleiders (`rovers'). Hij ijverde voor een sterke, centrale overheid, maar werd tegengewerkt door een verslechterende economische situatie en voormannen uit de onafhankelijkheidsstrijd. In 1831 werd hij in in Náfplio, de toenmalige hoofdstad, vermoord door één van die ‘rovers’. Engeland, dat grote invloed had op de Griekse ontwikkelingen, sprak de voorkeur uit voor een Europese monarch, die als relatieve buitenstaander orde en rust zou brengen. Na enig zoeken aanvaardde in 1832 Lodewijk I van Beieren de troon voor zijn 17-jarige zoon Otto, die in 1833 voor het eerst voet zette op Griekse bodem om er gekroond te worden.

Het was geen goede keus. De jonge koning was autocratische, tactloos en ontbeerde elk gevoel voor politieke verhoudingen. Hij was mede in het zadel geholpen met steun van de liberale burgerij die hoopte met een gecentraliseerd staatsapparaat de macht van de grootgrondbezitters te breken. Tevergeefs. Otto zette Duitsers op hoge posten en negeerde de gerechtvaardigde eisen van landloze boeren voor herverdeling van de landerijen. In 1844 werd Otto gedwongen een grondwet te aanvaarden en macht te delen met ministers en een parlement, dat door een bijna algemeen kiesrecht voor mannen werd gekozen. In 1862, nadat Griekenland enkele jaren bezet was geweest door Frankrijk en Engeland als straf voor steun aan Rusland in de Krimoorlog, werd Otto uiteindelijk door een volksopstand verdreven.

In een referendum werd de monarchie bestendigd. Zijn opvolger was een eveneens 17-jarige Deense prins, die als George I van 1863 tot 1913 regeerde. Als beloning voor deze keus stond Groot-Brittannië de Ionische eilanden af. George I stimuleerde de aanleg van (spoor)wegen en hij voerde landhervormingen door. De Griekse grenzen bleven opschuiven, want de belangrijkste drijfveer van de Griekse politiek in die tijd was De Grote Idee: het herstel van de grenzen zoals die ten tijde van Byzantijnse Rijk liepen. In 1881 kwam het grootste deel van Thessalië en een deel van Zuid-Epiros bij Griekenland. In 1866 en 1896 braken er in Macedonië, dat nog door Turkije werd bezet, opstanden uit. In 1896 stuurde Griekenland troepen naar Macedonië en de oorlog met Turkije was een feit. Griekenland verloor, maar de grote mogendheden troffen een regeling: in het noorden kreeg Turkije gunstige grenscorrecties, maar Kreta werd -na een periode van autonomie- in 1913 dank zij een volksopstand deel van Griekenland.

Het tijdperk Venizélos

Het langzaam opkomende kapitalisme maakte meer democratische en sociale wensen onder de bevolking los. Dit leidde in 1909 tot een militaire staatsgreep, die zowel tegen de monarchie als tegen de machtige families was gericht. In 1910 kwam de Kretenzer Venizélos en zijn liberale hervormingspartij na verkiezingen aan de macht. Onder zijn leiding ontstond een verbond van Balkanmachten dat in de Eerste Balkanoorlog (1912-1913) de Turken praktisch uit Europa verdreef. Venizélos bleek een groot politicus te zijn: hij herzag de grondwet en voerde een reeks liberale sociale hervormingen door. Zijn politiek bracht hem voortdurend in conflict met de monarchie en dat zou meer dan twintig jaar de Griekse politiek beheersen.

In 1913 werd George vermoord. Zijn zoon, Konstantijn I, volgde hem op en kwam bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in conflict met Venizélos. Deze drong aan op aansluiting bij de Britten; hij zag hierin mogelijkheden voor de `bevrijding' van de Grieken in Thracië en Klein-Azië. Konstantijn, die getrouwd was met de zus van de Duitse keizer, legde Griekenland echter een neutrale positie op. Venizélos won in 1915 de verkiezingen maar werd door de koning ontslagen. Als reactie daarop vormde hij een revolutionaire tegenregering in Thessaloníki. De geallieerden steunden hem en in 1917 trad de Duitsgezinde koning af, zijn zoon Alexander volgde hem op. De Fransen bezetten Athene en Venizélos regeerde weer over heel Griekenland. Onmiddellijk verklaarde hij nu de oorlog aan de Centralen (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Turkije). Na afloop van deze oorlog kreeg Griekenland bij het verdrag van Neuilly westelijk Thracië. De Grieken zetten echter hun zinnen op Europees Turkije en de overwegend Griekse streek Smyrna aan de kust van Klein-Azië.

Het Griekse leger trok in 1919 Smyrna binnen, echter zonder steun van de geallieerden. In Turkije was inmiddels een nieuwe nationalistische beweging onder leiding van Mustafa Kemal (Atatürk) aan de macht gekomen die de aanspraken van de Grieken bestreed. In 1920 overleed koning Alexander, Venizélos verloor in hetzelfde jaar de verkiezingen,waardoor Konstantijn kon terugkeren. De Grieken trokken op naar Ankara in een poging Atatürk op de knieën te krijgen. De Turkse troepen sloegen de Grieken terug, waarmee de droom van Griekse expansie in Turkije voorbij was. Een drama voor de Grieken, dat bekend staat als de `Grote Catastrofe'. In 1922 trad Konstantijn opnieuw onder druk af, nu ten gunste van een andere zoon, George II, die op zijn beurt al na een jaar werd afgezet, omdat het parlement wederom de republiek uitriep. In de volgende tien jaar traden regeringen af en aan, waarbij er 37 keer sprake was van militaire interventies en samenzweringen. Van 1928 tot 1932 was Venizélos weer aan de macht; hij streefde nu met succes naar verzoening met Turkije. Bij verkiezingen in 1933 verloor hij echter; de royalisten hadden de sterkste positie en probeerden allerlei republikeinse verworvenheden terug te draaien. Dit dreef Venizélos in 1935 tot een revolte tegen de rechtse regering; hij verloor, vluchtte naar Rhodes en stierf een jaar later in ballingschap in Parijs.

Semi-fascistische dictatuur

In 1935 werd George II na een gemanipuleerde volksstemming uit ballingschap in Londen teruggeroepen. Tegenstellingen namen toe, toen de koning de autoritaire generaal Metaxas tot premier benoemde en het parlement ontbond, waarin de communistische KKE een machtige wippositie innam tussen republikeinen en monarchisten. Onmiddellijke braken door de KKE georganiseerde stakingen uit; Metaxas bleef echter in het zadel. Hij spiegelde zich aan de fascistische voorbeelden van die tijd, Duitsland en Italië. Linkse politici en vakbondsleiders werden gevangen gezet op onbewoonde eilanden. Er kwam een fascistische jeugdbeweging, geheime politie en een strenge censuur. De KKE werd verboden. Zijn grote droom was een 'Derde Griekse Beschaving' te realiseren die het beste uit de antieke en Byzantijnse bloeitijd zou verenigen.

Zijn visie op de buitenlandse politiek was realistischer. Met de dreigende wereldoorlog in aantocht versterkte hij het leger (al werden honderden republikeinse officieren eruit gegooid) en was hij van mening dat, mocht de Griekse neutraliteit onhoudbaar blijven, Griekenland de kant van Engeland en Frankrijk moest kiezen. In april 1939 bezette Italië Albanië. Mussolini provoceerde de maanden daarna Griekenland, o.a. met het tot zinken brengen van schepen. Bij een vermeende schending van de Albanese grens door de Grieken stelde hij een ultimatum, waarop Metaxas met óhi (nee) antwoordde. Deze datum, 28 oktober, wordt nog steeds als nationale feestdag gevierd. Griekenland was vanaf dat moment betrokken in de Tweede Wereldoorlog.

De Tweede Wereldoorlog en burgeroorlog

In oktober 1940 viel Italië Griekenland binnen. De Grieken boden fel tegenstand. Ze verdreven de Italiaanse troepen, maar de Duitsers schoten de Italianen te hulp en vielen op 6 april 1941 Griekenland binnen. Metaxas was kort voor de Duitse inval gestorven; George II en zijn ministers vluchtten naar Caďro. Er waren maar weinig Grieken die dat betreurden.

De Duitse bezetters gingen als beesten te keer. De joodse gemeenschap van Thessaloníki wordt uitgemoord, een oorlogsmisdaad waar ook ex-president Waldheim van Oostenrijk (1987-1992) in Duits uniform bij betrokken was. Vanuit de communistische partij kwam in 1942 de impuls om een nationale bevrijdingsbeweging op te richten. Deze beweging was erg populair en had al snel een groot deel van het land onder controle, met name de bergstreken. De angst voor een communistische meerderheid na de oorlog, bracht zowel de geallieerden als de rechtse krachten ertoe om de kaarten anders geschud te krijgen. Churchill en Truman waren vastbesloten koning George weer in het zadel te helpen. De belangrijkste verzetsorganisaties probeerden in augustus 1943 de koning ertoe te bewegen alleen na een referendum terug te keren, maar noch de gevluchte regering noch de Britten hadden daar oren naar.

In 1944 vonden er op initiatief van de geallieerden onderhandelingen plaats. Dat leidde tot een regering van nationale eenheid onder minister-president Papandréou. Na de bevrijding door de Britten in oktober 1944 weigerde de KKE hun guerilla-eenheden te ontbinden; de communisten traden uit de regering. In december braken er gevechten uit tussen hen en de Britse troepen. De burgeroorlog was een feit. Duizenden communisten werden gearresteerd door een nieuw opgezette politiemacht, die bestond uit collaborateurs en aanhangers van Metaxas. In de zomer van 1945 zaten vijftigduizend linkse verzetsmensen in gevangeniskampen.

De KKE boycotte de verkiezingen van maart 1946 waardoor dankzij een opkomst van 49% een rechtse regering in het zadel werd geholpen. Hetzelfde patroon voltrok zich enkele maanden later toen George II door een volksstemming weer op de troon werd gezet. In 1947 overleed hij kinderloos; zijn broer Paul volgde hem op.

De KKE werd verboden en het recht om te staken beknot; honderden politieke gevangenen kregen de kogel. In de bergen leidden Amerikaanse militaire adviseurs de acties tegen de guerilla. In de winter van 1948, toen de grens door Joegoslavië werd gesloten na de breuk tussen Tito en Stalin, delfde het communistische na-oorlogse verzet definitief het onderspit.

Aan de Amerikaanse leiband

Griekenland werd een trouw volger van de Amerikaanse politiek: steun aan de VS in de Koreaanse Oorlog (1950) en lid van de NAVO (1952). De KKE bleef verboden. In de jaren daarna veranderde Griekenland. De economie trok aan, vrouwen kregen kiesrecht en dorpen raakten massaal ontvolkt door een trek naar de steden. Velen emigreerden naar Australië en West-Europa.

In het begin van de jaren '60 wisselde het politieke klimaat. De werkeloosheid nam toe, stakingen braken uit, de kwestie Cyprus speelde en de Amerikaanse nucleaire bases stuitten op toenemend verzet, evenals de openlijke inmenging van de koning Paul in de politiek. Hij werd daarbij aangestuurd door zijn vrouw Frederika, een kleindochter van de Duitse keizer. Deze bemoeizieke vrouw, die tijdens de oorlog van Nazi-sympathieën werd verdacht, maakte ruzie met ministers en bracht zelfs royalisten tot razernij. In 1964 overleed Paul; hij werd opgevolgd door zijn 24-jarige zoon Konstantijn. De populariteit van het Griekse koningshuis was tot een dieptepunt weggezakt.

Dat werd er niet beter op toen de jonge koning in 1965 de centrumlinkse regering van Giorgos Papandréou ontsloeg, omdat deze het leger wilde zuiveren van extreem-rechtse krachten. Konstantijn formeerde zonder verkiezingen een rechtse regering. Stakingen en massademonstraties eisten nieuwe verkiezingen, die echter niet werden gehouden.

Het kolonelsregime

Op 21 april 1967 pleegde een groep legerofficieren, met steun van de CIA en op basis van een NAVO-scenario, een staatsgreep om zo een linkse verkiezingsoverwinning te voorkomen. Konstantijn deed een zwakke poging met een tegencoup de staatsgreep terug te draaien. Deze poging werd verraden en hij werd gedwongen het land te verlaten.

Er kwam censuur, een verbod op linkse vakbonds- en politieke activiteiten en duizenden `communisten' werden gevangen gezet en vaak gemarteld. Muziek, literatuur en toneel waren al snel staatsgevaarlijk en zelfs klassieke treurspelen mochten niet meer worden opgevoerd. In Europa was er veel kritiek op de junta, die steun kreeg van de VS. In 1973 braken er demonstraties uit en bezetten studenten de Atheense Polytechnische school. Tanks reden door de straten, achttien studenten werden doodgeschoten en de regering kondigde de staat van beleg af. De gehate kolonel Papadopoulos maakte plaats voor de nog meer gehate Ioannides, het hoofd van de geheime politie.

Het was de al sinds de jaren '50 slepende kwestie Cyprus die uiteindelijk de junta de genadeklap gaf. Cyprus was in 1960, na veel Grieks-Turkse strijd, onafhankelijk geworden. Maar de Griekse en Turkse bevolkingsgroepen bleven elkaar bestrijden. Toen in juli 1974 een groep Griekse officieren van de Cyprische garde een staatsgreep pleegde, viel Turkije het eiland binnen. Griekenland kondigde een mobilisatie af die chaotisch verliep en de positie van de junta onhoudbaar maakte.

Einde van de monarchie

In november 1974 vonden er verkiezingen plaats die door de kort daarvoor opgerichte rechtse Néa Dimokratía won. De linkse oppositie bestond uit de in het buitenland opgerichte PASOK en de gelegaliseerde KKE. Er vond een referendum over de monarchie plaats. Konstantijn beloofde de Grieken dat hij deze keer naar letter en geest van de grondwet zou handelen. Maar de monarchie, die in Griekenland altijd een hoog (Duits) importgehalte heeft gehad, legde definitief het loodje: 70% van de kiezers koos voor de republiek.

Leo Platvoet