|
|
Dinsdagboek: september 2006
Dinsdag 26 september 2006 Het is weer eens een aaneenschakeling van korte en lange vergaderingen. Fractievergadering, fractievoorzitters, commissies en ook de plenaire vergadering, waar o.a. een wetsvoorstel m.b.t. de provinciale risicokaart aan de orde is. Een paar fragmenten uit mijn bijdrage aan dit korte debat: 'Dit wetsvoorstel geeft de minister de bevoegdheid om in te grijpen in de risicokaart van de provinciale overheid als onderdeel van de strijd tegen terrorisme. De risicokaart is er gekomen na de evaluatie van de vuurwerkramp in Enschede zodat burgers meer inzicht krijgen in de risico's die in hun eigen woonomgeving zich kunnen voordoen, zoals opslagplaatsen van gevaarlijke stoffen, chemische bedrijven enz. De provincies zijn aan de slag gegaan met de risicokaart en hebben deze op hun websites gepubliceerd.' 'De minister wil met deze wet de informatie
op de risicokaart nu inperken om kwaadwillenden niet te faciliteren, zoals het
in de toelichting op de wet wordt omschreven. Hoe reëel en preventief is dit?
Draagt deze wet daar aan bij? Wij plaatsen daar onze vraagtekens bij in deze
tijd van satellieten, internet, Google Earth en Google Map. Je kunt de hele
wereld op het internet afstropen, je kunt heel gedetailleerde informatie
verkrijgen. Bezien vanuit het oogpunt van de dreiging van terrorisme, snijdt
deze maatregel dan ook geen hout. In de toelichting op de wet staat dat informatie op het internet kan
worden ingeperkt, maar dat op het provinciehuis of het gemeentehuis op verzoek
door burgers de informatie alsnog kan worden verkregen. Wat moet ik mij daarbij
voorstellen? Kan iedereen op het provinciehuis toch deze informatie krijgen? Zo
ja, wat is dan de logica van de beperking van de toegankelijkheid via de
digitale kaart? In het debat moest minister Remkes ook wel erkennen dat deze wet nou niet bepaald het speerpunt was in de strijd tegen het terrorisme, maar dat het gevaar van een terroristische dreiging wel reëel was en dat de risicokaart hen daarbij van dienst kon zijn. Ik kon niet de neiging onderdrukken om op te merken dat de steun van de Nederlandse regering aan het beleid van Bush inzake Irak een grotere bedreiging vormt dan de risicokaart. Tijdens het debat rees de vraag of mensen die de risicokaart kwamen inzien zich moesten identificeren: De heer Platvoet (GroenLinks): Het is mij niet geheel duidelijk of je dan
naar het gemeentehuis of het provinciehuis kunt gaan. U zei dat je naar het
bevoegd gezag kon gaan om het in te zien. Betekent dit dat je je moet
identificeren? Wordt het gewoon ter inzage gelegd in de publieke leeskamer, die
elk provinciehuis of gemeentehuis behoort te hebben? Wat moet ik mij daarbij
voorstellen? Minister Remkes: Volgens mij bestaan er op dat punt geen voorschriften. Ik ga
ervan uit dat u de benodigde informatie gewoon krijgt als u die bij de balie
opvraagt. Volgens mij zijn er geen voorschriften voor de manier waarop
provincies of gemeenten daar in de praktijk mee omgaan. Uw naam hoeft volgens
mij ook niet te worden genoteerd. Ik ga er van uit dat gemeenten en provincies dit in hun oren knopen. Overigens werd het wetsvoorstel aangenomen; alleen GroenLinks en SP stemden tegen. (Hieronder een verslag van mijn bezoek aan Nagorno Karabakh en Abkhazë voor de Raad van Europa, van 17-22 september 2006) Zondag 17 september 2006 Om een uur of vier 's morgens land ik op de luchthaven van Yerevan, de hoofdstad van Armenië. Het is een weerzien in korte tijd want in juni was ik hier ook al. De reden is dezelfde: verzamelen van informatie voor mijn rapport over vermiste personen in de Zuidelijke Kaukasus, dat ik voor de Raad van Europa schrijf. Tijdens mijn eerste bezoek deed ik Yerevan, Tiblisi (Georgië) en Baku (Azerbeidzjan) aan. Klik hier voor mijn verslag van dit bezoek. Nu bezoek ik Nagorno Karabakh en Abkhazië. de twee 'onafhankelijke' door niemand erkende mini-staten, waar de conflicten plaatsvonden, die de vermisten opleverden. Nagorno Karabakh heeft zich van Azerbeidzjan losgemaakt en Abkhazië van Georgië. Om
één uur 's middags vertrekken Mark Neville en ik per auto naar de hoofdstad
van Nagorno Karabakh, Khankandi/Stepanakert (De eerste is de Azerbeidzjaanse
naam, de tweede de Armeense). Een rit van een kleine vierhonderd kilometer door
een praktisch verlaten landschap. Aanvankelijk een vlakke strook land met aan
weerszijden bergruggen met besneeuwde toppen. Maar na 80 km klimt de weg
langzaam maar zeker omhoog, de Vayot Dzor in, een ruig, kaal en grillig
gebergte, met kronkelende ravijnen en steile toppen. Eenmaal in Nagorno Karabakh
worden de ruige bergen bebost. De grensovergang is een farce: er wordt niet
gecontroleerd. Af en toe passeren we een kudde schapen of koeien voortgedreven
door heuse cowboys. De weg is redelijk en rustig. Veel Lada's en vooroorlogse
vrachtwagens. We eten smakelijk in een onooglijk tentje langs de weg. Om zes uur
komen we aan in Khankandi/Stepanakert. Een lelijke, verbrokkelde stad waar
ongeveer veertigduizend mensen wonen. We checken in hotel Nairi in, een
omgebouwde school, en rijden door naar het hoofdkwartier van het Internationale
Rode Kruis (IRK), de enige internationale organisatie dier hier aanwezig is. Het
hoofd van de missie, Djordje Drndarski, praat ons bij. Wij hebben hem ook
tijdens ons eerste bezoek in juni ontmoet. Daarna gaan we eten in een
restaurant. Keiharde muziek, maar goed eten. Djordjej vertelt in geuren en
kleuren over dit mini-staatje, waar bijna 140.000 mensen wonen. Het is als een
eiland. Iedereen kent elkaar, er is nauwelijks enig vertier, families vormen
hart en ziel van het sociale weefsel. Maandag
18 september 2006 Eerst gaan we naar het hoofdkwartier van het IRK, waar we met een van de oudgedienden van de staf praten, die sinds de oorlog werkt voor het IRK. Hij schetst een realistisch beeld van de voortgang en de problemen m.b.t. de implementatie van het mechanisme dat het IRK heeft ontwikkeld. Dat gaat als volgt. Zowel het IRK als de autoriteiten hebben een lijst van vermisten. Eerst moeten deze twee geïntegreerd worden tot één betrouwbare lijst. Daarna gaan speciaal getrainde mensen met een uitgebreide vragenlijst bij de nabestaanden langs om zoveel mogelijk gegevens over de vermisten te verkrijgen. Dan worden de graven in kaart gebracht en stoffelijke resten opgegraven en zo mogelijk geïdentificeerd. Omdat het een conflict is waar drie partijen bij betrokken waren (Azerbeidzjan, Armenië en Nagorno Karabakh) moet dit mechanisme ook nog in samenhang worden ingevoerd, waarbij als complicerende factoren nog geldt dat Armenië en Azerbeidzjan geboren vijanden zijn en Azerbeidzjan Nagorno Karabakh niet erkent. Ga er maar aan staan! In Nagorno Karabakh zit het IRK in de eerste fase, het ineen schuiven en betrouwbaar maken van de lijsten van vermisten, maar voor de volgende stappen worden de noodzakelijke voorbereidingen getroffen. Vervolgens gaan we op bezoek bij de onder-minister van Buitenlands Zaken. Deze bezweert ons dat zijn regering zal meewerken aan een oplossing van dit menselijke drama, zonder politieke spelletjes te spelen of voorwaarden vooraf te stellen. Dit klinkt goed, maar tegelijkertijd uit hij de ene beschuldiging na de andere aan het adres van Azerbeidzjan. Hij steekt ook niet onder stoelen of banken dat zijn land naar internationale erkenning hunkert. Ik maak hem duidelijk dat de Raad van Europa daar geen gehoor aan zal geven en dat hij de vermisten ook niet als middel moet gebruiken om dat af te dwingen. Na afloop filosofeer ik met Mark gekscherend over een nieuwe internationale organisatie van niet-erkende landen, zoals Transnistrië, Zuid-Ossetië, Abkhazië en Nagorno Karabakh, die elkaar natuurlijk wel moeten erkennen. Lijkt me een intrigerende klus om secretaris-generaal van zo'n club te zijn…
We
spreken ook nog even met een parlementariër, maar dat mag geen naam hebben. Het
parlement telt weliswaar 33 leden (let op, bestuurlijke vernieuwing: 11 worden
proportioneel gekozen en 22 volgens het districtenstelsel), maar het komt
misschien een keer per maand bij elkaar. Een fake parlement in een fake staat. We
lunchen in een spiksplinternieuw restaurant, dat in handen is van de minister
van Publieke Werken, dus of hier zuivere koffie wordt geschonken... Daarna
gaan we naar de belangenorganisatie van vermisten. Ze hebben een eigen
onderkomen, inclusief een museum. We krijgen een rondleiding van de grote
inspirator van deze club. Veel zwart-wit portretten van vermisten, persoonlijke
eigendommen, krantenknipsels enz. Daarna een gesprek met ongeveer vijftien,
meest oudere, vrouwen, en twee mannen, die nog steeds hopen op de terugkeer van
hun zoon of man. Ik moet ze teleurstellen, wij komen hier niet om zelf te
zoeken, maar om er voor te zorgen dar de mensen die het hier voor het zeggen
hebben en zij die er van verstand hebben aan de slag gaan. Bovendien, zo voeg ik
er aan toe, als dat gebeurt zal blijken dat praktisch alle vermisten dood zijn.
Het is geen gemakkelijke boodschap, maar hij lijkt te worden begrepen. 's Avonds
gaan we uit eten met het hoofd van de IRK-missie in een groot kitscherig
restaurant; ook al nieuw. Kebab, salade, brood en kaas, weggespoeld met Armeense
wijn en Russische wodka, terwijl verderop een tiental Karabakhi’s urenlang
dansen op muziek uit de regio in een verder leeg restaurant. Een surrealistische
sfeer. Dinsdag
19 september 2006 Eerst
gaan we met de stevige terreinwagen van het IRK naar Shushi, een hooggelegen
stad 9 km ten zuiden van K/S. De fourwheeldrive is nodig, omdat Shushi in de
frontlinie lag van de oorlog. Het was voor 1990 een mooie, oude stad met een
Azeri-meerderheid. Tijdens de oorlog werd er hevig met raketten heen en weer
geschoten tussen de Armenen in Khankandi en de Azeri's in Shushi, die de kerk op
de rand van de berg als wapenarsenaal gebruikten. We rijden langzaam omhoog over
een weg vol gaten. Links en rechts staan uitgebrande flats en ruïnes van wat
ooit sierlijke gebouwen waren. Hier en daar lopen mensen op straat. Voor de
oorlog was Shushi een levendige universiteitsstad met 25.000 inwoners, nu zijn
het er een paar duizend. Ze leven hier in erbarmelijke omstandigheden. Een paar
uur in de week werkt de waterleiding. De meesten wonen in kapotte huizen die met
allerlei noodgrepen enigszins bewoonbaar zijn gemaakt. We rijden door tot het
oude centrum, waar de twee moskeeën met hun minaretten overeind staan. Na
dit overtuigende bewijs van de verschrikkingen van oorlog, gaan we met de gewone
auto terug naar Yerevan, dezelfde rit als zondag, maar dan andersom. En dan ziet
het er toch weer anders uit. In Yerevan houden we een uur pauze. Daarna verder
naar de grens met Georgië door een steeds fraaier landschap. Vanaf Vanadzor
slingert de weg de beboste bergen in, door een honderd kilometer lange kloof,
vergezeld door een snel stromende rivier. Regelmatig staan er enorme, verlaten
fabrieksgebouwen langs de rivier. Mensen lopen langs de weg vruchten te pukken,
om ze vervolgens te koop aan te bieden. Schapen en varkens scharrelen in de
berm. Oude vrachtwagens en taxibusjes proberen kreunend de hellingen te nemen en
menig oude auto staat met open motorkap een luchtje te scheppen. Bij
de grens, worden we opgewacht door een auto van het parlement van Georgië.
Anderhalf uur later rijden we Tiblisi binnen. Het is al donker. We hebben
vandaag zo'n 700 kilometer dwars door de Kaukasus gereden. Onvergetelijk, maar
vermoeiend. Woensdag
20 september 2006 Vroeg op. Te vroeg, want ik zie over het hoofd dat zelfs over de tijd in de Kaukasus geen eensgezindheid bestaat: het is in Georgië één uur vroeger als in Armenië en Azerbeidzjan. We vliegen vanmorgen in twee etappes naar de republiek Abkhazië, de afgescheiden regio van Georgië, die evenals Nagorno Karabakh door niemand wordt erkend. We vliegen erheen met de VN, eerst met een klein propellervliegtuig en daarna met een helicopter, die ons naar de hoofdstad Sokhumi brengt. Het zijn twee enerverende vluchten van elk vijftig minuten die op een bescheiden hoogte –duizend meter- een uitgetekend zicht bieden op de zeer afwisselende landschappen van Georgië, dat op een knooppunt van klimaatzones ligt. Woestijn, kale bergen, beboste heuvels, vruchtbare vlaktes, rotspartijen, natte rivierdelta's en de Zwarte Zee trekken aan het oog voorbij. Het verlaten vliegveld van Sukhumi is van een ongekende, vergane schoonheid. Met een VN-busje worden we naar de VN-compound gebracht, waar we overstappen in een IRK-4wd. Al
snel is te zien waarom Georgië er alles aan doet om Abkhazië terug te krijgen.
het is een bijzonder fraai, groen en vruchtbaar land met een subtropisch
klimaat, vorstelijk gelegen aan de Zwarte Zee, met Sukhumi als een veel door
Russen bezochte badplaats. De Russen worden -terecht- door Georgië als de kwade
genius achter de afscheiding gezien. Sukhumi is overigens een paradijselijk
oord. Brede lanen, weinig auto's, veel oude gebouwen, en een schier eindeloze
zeeboulevard. En dat alles ligt in een soort stadsbos: een groenere stad is er
op deze wereld niet te vinden. Natuurlijk, de straten zitten vol gaten, de ook
in grote getale aanwezige flatblokken verkeren vaak in erbarmelijke staat en de
oorlog laat nog overal zijn littekens achter. Maar ontegenzeggelijk heeft de
stad charme. En wat een verschil met Nagorno Karabakh, dat wegkwijnend in de
bergen ligt, slecht bereikbaar en weinig bezocht. Het
IRK is gevestigd in een paviljoen op het uitgestrekte terrein van een Russisch
sanatorium, dat zich langs zee uitstrekt. We worden allerhartelijkst ontvangen
door het hoofd van de missie, Zarvan Raniero Owsia, een geestig, maar scherp
formulerende Italiaan van Iraanse afkomst. Na een Abkhaanse lunch praten we met
de voorzitster van de 'Moeders van Abkhazië', Guli Kichba, zelf moeder van een
vermiste zoon. Zij is zeer ter zake en is blij met de inspanningen van de Raad
van Europa. Ze bekritiseert zowel de geringe inzet van haar eigen regering als
de weinig coöperatieve houding van Georgië. Onze volgende gesprekpartners zijn
de enige twee leden van de staatscommissie voor de vermisten, die Georgië de
volle laag geven. Iets te veel naar mijn smaak, want ook Abkhazië, al is het
veel kleiner en miskend door de wereldgemeenschap, doet niet wat binnen zijn
-weliswaar beperkte- mogelijkheden ligt. Zo heeft ze de neiging om informatie en
reeds ontdekte stoffelijke resten te willen uitruilen tegen hetzelfde van Georgië,
iets wat volgens het internationaal recht niet mag. Daarna gaan we op bezoek bij
twee families van vermisten. Eerst in een klein, vergeeld appartement in het
centrum van Sukhumi, waar een bejaard echtpaar met kleinzoon ons ontvangt. De
zoon/vader is al twaalf jaar vermist. Vele portretten van familieleden hangen
aan de muur en staan in rijen van drie opgesteld op de TV, tafeltjes en de
boekenkast. De familie kent een reeks van acteurs en zangers en is in Abkhazië
zeer bekend, zo wordt ons verzekerd. Daarna rijden we een kilometer of vijf de
stad uit, de vruchtbare, groene heuvels in om halt te houden bij een fraai huis
omgeven door een boomgaard, druivenranken een moestuin en een klein weitje. Ook
hier een ouder echtpaar met hetzelfde trieste verhaal. De stemming wordt daarna
wat vrolijker als ze ons trots rondleiden en de rijkdom van deze grond laten
zien tot in hun schuur toe met zelfgemaakte wijn, vruchtencompote, augurken enz.
Terug in het huis blijkt de tafel tot over de rand te zijn gedekt met een
oogverblindend assortiment eten en drank uit eigen tuin. Uitgezonderd wellicht
de gegrilde vogeltjes die met uitgespreide vleugeltjes op een bordje liggen. De
spreekwoordelijke gastvrijheid is hartverwarmend. Er wordt getoast op van alles
en nog war. Eerst de gatheer. Dan breng ik er een uit, op het echtpaar en ik
spreek de hoop uit dat zij ooit komen te weten wat er gebeurd is met hun zoon
zodat zij vrede hebben in hun hart. Terug
in de stad slenter ik nog wat in het donker over de eindeloze boulevard langs de
Zwarte Zee. Er heerst een tijdloze sfeer van gestolde, vergane glorie. Jongeren
die op terrasjes hangen, ouderen die heen en weer slenteren, ouders die hun
kleuters op een muurtje laten lopen. En dat alles zonder een spoor van agressie.
Een enkel gebouw is opgeknapt in Sukhumi, maar de meeste moeten daar nog op wachten. Donderdag 21 september 2006 Vandaag
staan enkele 'de facto-autoriteiten' op het programma. Omdat
Abkhazië niet wordt erkend is het in het internationale
politieke verkeer 'not done' om van regering of minister te spreken. Maar
onmiskenbaar zijn er autoriteiten die feitelijk Abkhazië besturen. We praten
met mannen die premier of minister of foreign affairs op hun
visitekaartje hebben staan. Ze laten er geen twijfel over bestaan dat Abkhazië
bereid is het internationale recht en de aanbevelingen van de Raad van Europa te
volgen. Dat is begrijpelijk, want op die manier
proberen ze een stukje internationaal krediet op te bouwen dat zich ooit
moet uitbetalen in erkenning. Althans dat hopen ze. Ze lijken zich het lot van
de vermiste families aan te trekken en beloven zonder voorwaarden vooraf met de
Georgiërs te willen overleggen. Daarna bezoeken we de compound van de VN, die
in Abkhazië de naleving van het bestand volgt. We spreken met het hoofd van de
missie die in een fraaie villa zetelt, ooit de datsja van de gevreesde
rechterhand van Stalin, Beria, die in Abkhazië is geboren. Het politieke
onderhandelingsproces zit behoorlijk vast, zo wordt ons wel duidelijk. De
families van de vermisten kunnen daar niet op wachten. het
laatste deel van de middag is vrij. Ik neem een duik in de schone, warme Zwarte
Zee en zwerf met Mark door het weidse, groene centrum van Sukuomi, dat zowaar
ook nog over een winkelstraat blijkt te beschikken. 's Avonds is er een etentje
met een zeer gevarieerd gezelschap expats. Ze komen uit Litouwen, Oekraïne,
Armenië, Zwitserland, Zweden, Italië, Frankrijk en ook Nederland. De een
bezoekt gevangenissen en spoort de autoriteiten aan een humaan regime te voeren,
de ander traint verpleegkundigen in het geven van fysiotherapie. Het Rode Kruis
doet in Abkhazië -erkend of niet- goed werk. Vrijdag
22 september 2006 's
Morgens nemen we met Zarvan uitgebreid alle resterende vragen en open einden
door die na alle gesprekken resteren. Het bezoek aan Akhazië en Nagorno
Karabakh was bijzonder nuttig, omdat in deze gebieden het antwoord ligt op de
vraag wat er met de vermisten is gebeurd. De terugtocht naar Yerevan gaat nu
over de weg. Tot de grens met Georgië gaan we met een VN-busje. Het is een
afgrijselijk slechte weg door een stille, groene natuur. Af en toe een dorp waar
armoe heerst. De grens tussen Karabakh en Georgië bevindt zich in een
niemandsland. Twee tanks, hekken en een lange brug over de Enguri-rivier
markeren de overgang. Aan de andere kant worden we opgewacht door auto met
chauffeur die ons in vijf uur naar Tiblisi scheurt. Het landschap blijft
afwisselend, van vruchtbare laagvlaktes tot ruig gebergten. De duisternis valt
in.
Dinsdag
12 september 2006 Vandaag gaat de senaat in de
weer met een van haar grootst passies: de gemeentelijke herindeling. De Eerste
Kamer heeft een zekere reputatie op dit gebied. Zo vormen gemeentelijke
herindelingvoorstellen een opmerkelijk groot deel van alle door de senaat
verworpen wetten. Kwade tongen schimpen 'ja, dat durven ze we’ll, maar als het
echt belangrijk wordt geven ze niet thuis'. Daar zit wat in, maar er is meer.
Het lokale of regionale element is sterk vertegenwoordigd, een onbewust effect
van het feit dat provinciale staten de senatoren kiezen. Hoe het ook zij,
vandaag staan een viertal herindelingen in Midden-Limburg op de agenda. En omdat
ook in onze fractie het regionale element speelt voer niet ik, zoals
gebruikelijk, maar collega Tof Thissen het woord, die uit Roermond komt en
jarenlang hier raadslid en wethouder was. De publieke tribune is goed gevuld met
burgemeesters en wethouders en ook de Limburgse tv is op volle oorlogssterkte
uitgerukt om het eventuele breaking news pijlsnel in de Limburgse huiskamers te
brengen. In de fractie is afgesproken dat Tof een uiterst kritisch verhaal
houdt, want de meeste herindelingen zijn broddelwerk. Vooral de samenvoeging van
Roermond en Swalmen moet het ontgelden. Volgens vriend & vijand lost het
niets op. Roermond zou, als stedelijke centrumgemeente eigenlijk met beduidend
meer randgemeenten moeten fuseren om een samenhang tussen takenpakket, draagvlak
en democratische legitimatie te krijgen. Nu maken inwoners van randgemeenten wel
gebruik van Roermondse voorzieningen maar dragen daar via hun gemeentelijke
belastingen niet aan bij en hebben er als kiezer gen invloed op. Tof hield een
uitstekend en gloedvol betoog. Ook bij andere partijen bleek een grote weerzin
tegen met name de samenvoeging van Roermond en Swalmen te bestaan. Zij het
vanuit verschillende gezichtshoeken. Voor het CDA was het onverteerbaar dat een
sterke CDA-gemeente als Swalmen door het goddeloze Roermond zou worden
opgeslokt. Voor de SP was het simpele feit dat veel bewoners van Swalmen tegen
waren voldoende. VVD en PvdA zaten op de lijn van GroenLinks: samenvoeging lost
niets op voor de grote stadsproblematiek. Het ziet er dus naar uit dat dit
wetsvoorstel zal sneuvelen. Het eind van het debat kan ik
niet meemaken; om half zes vertrekt de Thalys naar Parijs, waar morgen door de
Raad van Europa een hoorzitting wordt gehouden over prostitutie. Ik ben
rapporteur voor dit onderwerp en moet dus aanwezig zijn. Voor de
stemverhoudingen in de senaat maakt dit overigens niet uit, want daar wordt per
fractie gestemd. Dinsdag 5 september 2006
Het politieke
seizoen begint weer. Met een missionair minderheidskabinet, een langzaam
steeds populair wordende Balkende, een vertwijfelde Bos, een immer populaire SP
en een GroenLinks dat vrij stabiel in de peilingen ligt, maar zonder
winstwaarschuwing. Ons conceptverkiezingsprogramma is gisteren gepubliceerd.
Veel aandacht voor de individuele emancipatie, weinig voor de collectieve
solidariteit. Althans zo zou je het
-slechte- voorstel kunnen bestempelen om de duur van de WW tot één jaar te
beperken. |